22433 |
ereboog |
ereboog:
īərəbōͅəx (Q113p Heerlen),
triomfboog:
triomfboag (Q113p Heerlen)
|
Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)] || Triomfboog.
III-3-2
|
33610 |
erf |
erf:
ɛrəf (Q113p Heerlen),
ɛ̄rəf (Q113p Heerlen),
hof:
hōͅəf (Q113p Heerlen),
hoͅf (Q113p Heerlen),
mest:
meͅst (Q113p Heerlen)
|
I-7
|
20217 |
erfenis |
erfenis:
èrfənis (Q113p Heerlen),
nalatenschap:
nòəlòətənsjàp (Q113p Heerlen)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20300 |
erfgenaam |
erfgenaam:
èrfgənààm (Q113p Heerlen)
|
degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24971 |
ergens, hier of daar |
ergens:
ierges (Q113p Heerlen)
|
ergens, hier of daar
III-4-4
|
28681 |
ericaborstel |
ericaborstel:
ērikabøštǝl (Q113p Heerlen)
|
Bepaald soort borstel met beweeglijke stalen pennen die de heidehoning in de raat moet losmaken, voordat hij geslingerd wordt. Sommige honingsoorten, met name de heidehoning, laten zich niet gemakkelijk slingeren door hun eigenschap van vast worden. Deze honing moet dan eerst door een borstel of iets dergelijks losgemaakt worden. Voor het gebruik moet men de borstel opwarmen. [N 63, 125a; monogr.]
II-6
|
28031 |
erlangs werken |
derlangs gaan:
dǝrlaŋs goa (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
derlangs werken:
derlaŋs werkǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale]),
langswerken:
laŋswerkǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale]),
ontkolen ane uitbouw:
ontkoalǝ oanǝ ūtbǫw (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Een doorgang van 50 cm (Q 15, mijn Maurits) tot 1 meter (Q 121, mijn Wilhelmina) breed langs het koolfront maken. Op de mijn Maurits werd volgens de invuller uit Q 15 tijdens het "erlangswerken" niet ondersteund. Dat werd pas gedaan, wanneer men tot ongeveer 1.20 m had ingekerfd en er een kophout kon worden geplaatst. Successievelijk werd dan over de hele pijler op deze wijze ontkoold, meter voor meter. Elke 5 à 7 meter - dat verschilde van laag tot laag - bevond zich een man die zo werkte. De daaropvolgende dienst begon op zo''n eerste ondersteuning weer in te kerven tot de zogenaamde pandbreedte, ongeveer 2.20 m, en plaatste meter voor meter de definitieve ondersteuning terwijl het kophout weggenomen werd. Uiteraard veranderde deze werkwijze toen de eerste schuifpijlers en later de mechanisatiepijlers in gebruik werden genomen. Toen was het koolfront geheel stijlvrij. In de Belgische mijnen werd tijdens het "erlangswerken" gelijk ook een ondersteuning in de vorm van kophouten geplaatst. Zie de semantische toelichting bij het lemma Doorgang. [N 95, 510; monogr.; N 95A, 11]
II-5
|
18837 |
ernstig |
ernstig:
ernstig (Q113p Heerlen),
gemeend:
gəmént (Q113p Heerlen),
menens:
meenəs (Q113p Heerlen)
|
ernstig || van ernst vervuld [serieus, menens, ernstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛrt (Q113p Heerlen),
riller:
relǝr (Q113p Heerlen)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
33579 |
erwten- of bonenranken |
draden:
dreuəd (Q113p Heerlen),
ranken:
renge (Q113p Heerlen)
|
[N Q (1966)]
I-7
|