22431 |
feest |
feest:
feͅs (Q113p Heerlen),
fies(t) (Q113p Heerlen),
1. Zie ook: fieës.
fes (Q113p Heerlen),
Zie ook: fes.
fieës (Q113p Heerlen)
|
1. Feest; 2. Party. || De bijeenkomst en samenzijn ter viering van een heuglijk feit of een gedenkdag [feest, kermis, begankenis]. [N 88 (1982)] || Feest.
III-3-2
|
22444 |
feest van sinter-greef |
halfvasten:
hōͅfvastə (Q113p Heerlen)
|
Het feest van Sinter-Greef (half vasten) [grevin, greve, miknem]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22432 |
feesten |
feesten:
fīəstə (Q113p Heerlen),
feestvieren:
festviere (Q113p Heerlen),
vieren:
vīrə (Q113p Heerlen)
|
Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)] || Feestvieren.
III-3-2
|
31494 |
felshamer |
felshamer:
fɛlshāmǝr (Q113p Heerlen)
|
Hamer met een wat gebogen dwarse, puntige pen die bij het felsen wordt gebruikt. Volgens Van der Kloes en Risch (pag. 314) wordt felswerk vooral met een houten hamer gedaan. [N 33, 75]
II-11
|
28825 |
feston |
ajour:
ajour (Q113p Heerlen)
|
Ornament van kant aan kleding, gordijnen enz. [N 62, 81a]
II-7
|
21138 |
fietsen |
fietsen:
fĭĕtsə (Q113p Heerlen)
|
op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28452 |
fijn broed |
fijn werk:
fiǝn węrk (Q113p Heerlen)
|
De cellen bestemd voor het uitbroeden van werkbijen en het opbergen van honing. De zwerm begint altijd met het bouwen van dit fijn werk of de werkbijenraat. Deze raat bestaat uit kleine, in doorsnede vrijwel gelijke zeszijdige cellen, waarbij het punt waar drie zijden samenkomen steeds het midden vormt van het bodemvlak der aan de andere zijde van de raat gelegen cel. [N 63, 16b]
II-6
|
33688 |
fijn droog stof |
mul:
mø̜l (Q113p Heerlen)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
31381 |
fijne zoetvijl |
fijne zoetvijl:
fiŋ zø̜t˲vīl (Q113p Heerlen)
|
Extra fijne vijl. Volgens de invuller uit P 219 werd de fijne zoetvijl gebruikt voor polierwerk. [N 33, 92]
II-11
|
33837 |
fijngebouwd |
fijn:
fin (Q113p Heerlen)
|
Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c]
I-9
|