18964 |
geheimzinnig |
geheimzinnig:
geheimzinnig (Q113p Heerlen),
gəhèjmzinnich (Q113p Heerlen)
|
een verborgen betekenis hebbend, in het geheim geschiedend [bekeinsd, geheimzin-nig] [N 85 (1981)] || geheimzinnig
III-1-4
|
17621 |
gehemelte |
raak:
raak (Q113p Heerlen),
verhemelte:
verhiemelte (Q113p Heerlen)
|
gehemelte [raak, geemel] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
18803 |
geheugen |
gedchtnis (du.):
mar.: of ndl. gedachtenis? (herinneringsvermogen)
gedechnis (Q113p Heerlen),
geheugen:
gehuege (Q113p Heerlen)
|
geheugen
III-1-4
|
18900 |
gehoorzaam |
gehoorzaam:
gehoerzaam (Q113p Heerlen)
|
gehoorzaam
III-1-4
|
19263 |
gehoorzamen |
horen:
hûurə (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
luisteren:
lŏĕstərə (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
pareren:
WNT: pareeren (I), Uit lat. parêre, gehoorzamen, overgenomen in de rechtstaal en vandaar ook in ruimer gebruik. Van een bevel, eene opdracht enz. Het volvoeren, volbrengen, nakomen.
pàrreerə (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] || gewillig of bereidwillig bevelen of aanwijzingen opvolgend, vooral gezegd van kinderen in betrekking tot ouders [gehoorzaam, gewarig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21317 |
gehucht |
gehucht:
gehuch (Q113p Heerlen),
gəhuch (Q113p Heerlen)
|
een klein dorpje zonder kerk [gehucht, bijval, uithoek] [N 90 (1982)] || gehucht [SGV (1914)]
III-3-1
|
23054 |
gehurkt glijden op het ijs |
hukkebaantje slaan:
hukebeejntje sjloa (Q113p Heerlen)
|
Bij t glijbaantje spelen zich op de hurken laten voortglijden.
III-3-2
|
17960 |
gehurkt zitten |
hukken zitten:
hoeke zitte (Q113p Heerlen),
op de hukken zitten:
op de huuke zitte (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20461 |
geil, wellustig |
geil:
geil (Q113p Heerlen),
scherp:
sjerp (Q113p Heerlen)
|
geil || geil, wellustig [N 10C (zj)]
III-2-2
|
27539 |
geit |
geit:
gēt (Q113p Heerlen),
germ:
germ (Q113p Heerlen),
met:
męt (Q113p Heerlen),
mɛt (Q113p Heerlen),
mèkerd:
mē̜kǝt (Q113p Heerlen)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|