20671 |
geitenmelksepap |
geitenmelkspap:
geetemilkspap (Q113p Heerlen),
Eigen syst.
gētemilkspap (Q113p Heerlen)
|
Pap van geitemelk (mienekespap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33401 |
geitestal |
geitestal:
gētǝ[stal] (Q113p Heerlen)
|
De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.]
I-6
|
21318 |
gejoel |
bombarie:
met veel ophef
bombarie (Q113p Heerlen),
gedoens:
gedoons (Q113p Heerlen),
spektakel (<fr.):
schpektakel (Q113p Heerlen)
|
gejoel [SGV (1914)]
III-3-1
|
19265 |
gek |
gek:
gek (Q113p Heerlen),
gèk (Q113p Heerlen),
geschift:
gesjif (Q113p Heerlen)
|
geschift || onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19266 |
gek persoon |
flap:
flàp (Q113p Heerlen)
|
onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19337 |
gekheid maken |
schertsen:
sjèrtsə (Q113p Heerlen),
spaen (du.):
sjpàssə (Q113p Heerlen)
|
gekheid maken [mallen, follen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21466 |
gekkenhuis |
gekkenhuis:
gèkkəhōēs (Q113p Heerlen)
|
een instelling voor het verplegen van krankzinnigen [zothuis, gek[ken]huis, fermerie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30175 |
geknipt werk |
knipwerk:
knepwęrǝk (Q113p Heerlen),
snijvoeg:
šni.vōx (Q113p Heerlen),
snijvoegen:
šni.vōgǝ (Q113p Heerlen),
snijwerk:
šni.węrǝk (Q113p Heerlen)
|
Wijze van voegen waarbij de voegen eerst met fijne witte specie worden volgezet en vervolgens langs de kanten met een voegijzer of mesje schuin worden afgesneden. Geknipt werk vervaardigen noemde men in L 163 'knippen' ('knepǝ') of 'snijden' ('snejǝ'), in K 353 'bovenop voegen' ('bōvǝnup ˲vugǝ'). [N 32, 34d; N 32, 35a; N 32, 35c; monogr.]
II-9
|
24483 |
geknotte wilg |
knotwilg:
knotwilg (Q113p Heerlen),
kopwijde:
-
kopwie (Q113p Heerlen),
zie belwi. mv.: kopwije
kòpwi (Q113p Heerlen),
wijde:
wīē (Q113p Heerlen)
|
de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)] || knotwilg || wilg (Salix) [DC 28 (1956)]
III-4-3
|
20690 |
gekookte hersens |
gekookte harren:
Eigen syst.
gekokde hiëre (Q113p Heerlen)
|
Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|