30589 |
gekookte lijnolie |
gekookte olig:
gǝkǫk˱dǝ ǫalex (Q113p Heerlen)
|
Lijnolie die enige uren tot ongeveer 2500 C. werd verhit, onder toevoeging van geringe hoeveelheden lood- en mangaanverbindingen. [N 67, 13b]
II-9
|
24151 |
gekraagde roodstaart |
murennachtegaal:
môêrenachtegaal (Q113p Heerlen),
BlSt 197
moeëre nachtegaal (Q113p Heerlen),
wijntappertje:
zonder nadere specificatie ondergebracht bij Gekraagde Roodstaart
wientepperke (Q113p Heerlen)
|
gekraagde roodstaart || gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17580 |
gekruld haar |
gekruld haar:
gekrold hoar (Q113p Heerlen),
krulhaar:
krolhaor (Q113p Heerlen),
krullenhaar:
krolle hoar (Q113p Heerlen)
|
gekruld haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
boesjen:
vgl. Sittard Wb. (pag. 51): boesj, gangbare Akense munt. 12 boesje is 1 stuiver.
boesje (Q113p Heerlen),
geld:
geld (Q113p Heerlen),
gɛlt (Q113p Heerlen),
xɛlt (Q113p Heerlen),
knabben:
knabbe (Q113p Heerlen),
money (eng.):
monnie (Q113p Heerlen),
naden:
(= "naadjes").
nöjd (Q113p Heerlen),
penningen:
fenninge (Q113p Heerlen),
Opm. van Duits woord: pfenning.
fenninge (Q113p Heerlen)
|
geld [RND] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
24809 |
gele ganzebloem |
jansbloem:
jansǝsblom (Q113p Heerlen)
|
Chrysanthemum segetum L. Een vrij algemeen voorkomende 30 tot 60 cm hoge plant op zandige akkers, met blauwgroene bladeren en grote gele bloemen met een geel hart. De bloei duurt van juni tot september. [A 60A, 170; monogr.]
I-5
|
24152 |
gele kwikstaart |
akkerstaartje:
akkersjtetske (Q113p Heerlen),
kwikstekje:
kwiksjtekske (Q113p Heerlen)
|
kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33264 |
gele lupine |
lupinen:
ly`pinǝ (Q113p Heerlen),
paardsboontjes:
pɛ̄dzbȳǝntšǝs (Q113p Heerlen)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
24554 |
gele morgenster |
bokbaard:
bokbaat (Q113p Heerlen)
|
boksbaard, zeker onkruid
III-4-3
|
24488 |
gele narcis |
gele paasbloem:
WBD/WLD
gêêl pòəsjblóm (Q113p Heerlen),
paasbloem:
WBD/WLD
pòəsjblóm (Q113p Heerlen)
|
Gele narcis (narcissus pseudonarcissus). De bijkroon is ongeveer even lang als de bloemdekslippen. Meestal één bloem aan elke bloemstengel, zelden twee. De rand van de bijkroon is regelmatig ingesneden (zie bij de …witte narcis"). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33239 |
gele voederwortel |
voermoren:
vōrmūrǝ (Q113p Heerlen)
|
Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.]
I-5
|