id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19091 | gerieflijk | gemtlich (du.): gemuutlig (Heerlen), gemuutlik (Heerlen), gerieflijk: gereeflik (Heerlen) | gerieflijk III-1-4 |
25066 | gering aantal, een paar | get: gèt (Heerlen), paar: páár (Heerlen) | een gering aantal [paar] [N 91 (1982)] III-4-4 |
34240 | geronnen melk | zure melk: zuǝr melk (Heerlen) | Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.] I-11 |
20912 | gerookt spek | gerookt spek: gerök sjpek (Heerlen) | rookspek III-2-3 |
32979 | gerst | gerst: gēǝš (Heerlen) | Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4 |
18312 | geruite jurk | ruitenkleed: roetekleed (Heerlen) | jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)] III-1-3 |
21893 | geschenk | geschenk: gəsjīnk (Heerlen), gift: gif (Heerlen) | dat wat je kado geeft [gave, geschenk, gift, present, zende, kado] [N 89 (1982)] III-3-1 |
29829 | geschifte steen | schaal: šāl (Heerlen) | Metselsteen die op zijn smalle kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie ook afb. 29. [N 31, 19e; monogr.] II-8 |
24831 | geschilde tak | geschilde takjes: gesjelde teksjkes (Heerlen) | geschilde takjes III-4-3 |
20475 | geslacht | geslacht: gəsjlàch (Heerlen), natie: náásjə (Heerlen), stam: sjtàm (Heerlen) | de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] III-2-2 |