e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gieten, hard regenen gutsen: geutsje (Heerlen), gŏĕtsjə (Heerlen), götsjə (Heerlen), het regent dat het gutst: et réëgent dat et geutsjt (Heerlen), et réëgent dat et goedsjd (Heerlen), plensen: plánsjə (Heerlen), zeiken: zeekə (Heerlen) gieten (v. regen) || het regent dat het giet || overvloedig, in stromen neervloeiend, gezegd van vloeistoffen [spetten, gutsen, golven, garzelen, plenzen] [N 91 (1982)] III-4-4
gieter gieter: Verklw. geterke  geter (Heerlen), grems: grems (Heerlen), spruit: Verklw. sjpreutje  sjpreut (Heerlen), spruits: schpreuts (Heerlen), šprø̄ts (Heerlen) gieter [SGV (1914)] || Werktuig dat wordt gebruikt bij het blussen van kleine hoeveelheden kalk, het bereiden van mortel, het bevochtigen van metselstenen etc. [N 30, 23a; monogr.] II-9, III-2-1
gif gif: gif (Heerlen), vergif: vərgif (Heerlen) Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 84 (1981)] III-1-2
giftige paddestoel bovees: soort; stuifzwam  poeëvies (Heerlen) paddestoel III-4-3
gispen, geselen smikken: sjmikkə (Heerlen) slaan, Met een tak of zweep ~ (gipsen). [N 84 (1981)] III-1-2
gist gist: geš (Heerlen), gęš (Heerlen), gɛš (Heerlen), heffe: hęfǝ (Heerlen) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] II-1
git glitter: gletǝr (Heerlen) Sieraad. Zwarte kraaltjes of glazige steentjes in verschillende vormen. [N 62, 60a; MW] II-7
glaceren glaceren: glasērǝ (Heerlen) Bij hout- en marmerschilderen het aanbrengen van een dunne, doorschijnende verflaag die vervolgens met speciale kwasten wordt behandeld. Het lazuren (L 163, P 219) wordt gedaan met lazuurverf, een verf die het onderliggend materiaal laat doorschemeren. [N 67, 84a] II-9
glacé glac (fr.): glacé (Heerlen) handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)] III-1-3
glad, glijdend glad: glad (Heerlen) glad [SGV (1914)] III-4-4