32246 |
kuiper |
kuiper:
kypǝr (Q113p Heerlen)
|
Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.]
II-12
|
20463 |
kuis, ingetogen |
ingetogen:
iggətaoəgə (Q113p Heerlen),
net:
nèt (Q113p Heerlen),
rein:
reen (Q113p Heerlen),
zuiver:
zūūvər (Q113p Heerlen)
|
kuis; rein van zeden; maagdelijk; ingetogen; zich onthoudend van zinnelijk genot [kuis, kies, zuiver] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
17773 |
kuit |
brade:
broa (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
brôâ (Q113p Heerlen),
kuit:
kuut (Q113p Heerlen),
kûût (Q113p Heerlen),
kuut
küt (Q113p Heerlen),
WBD/WLD
kūūt (Q113p Heerlen),
raak:
WBD/WLD
rààk (Q113p Heerlen)
|
Hoe noemt u de eierstokken met eieren of de afgezetten massa eieren van vrouwelijke vissen (kuit, kiet, schot, zaad, schodder, krellekeskuit) [N 83 (1981)] || kuit [SGV (1914)] || kuit (ve vis) [SGV (1914)] || kuit (wade) [DC 01 (1931)] || kuit ve vis
III-1-1, III-4-2
|
19015 |
kundig |
viefig:
kundig en slim; mar.: van "vief
fieffig (Q113p Heerlen)
|
kundig [SGV (1914)]
III-1-4
|
19123 |
kunnen |
kunnen:
kanne (Q113p Heerlen),
kinne (Q113p Heerlen)
|
kunnen
III-1-4
|
32624 |
kunstmest |
kunstmest:
køns[mest] (Q113p Heerlen)
|
Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10]
I-1
|
32627 |
kunstmest strooien |
(kunstmest) strooien/strouwen:
štrø̄ǝ (Q113p Heerlen
[(machinaal)]
),
(kunstmest) zaaien:
zīǝ (Q113p Heerlen),
zīǝnǝ (Q113p Heerlen)
|
Het strooien van kunstmest over het land gebeurt met de hand of met een machine. Voor beide zijn de benamingen meestal identiek. Slechts waar er voor het strooien met de hand en het machinaal strooien verschillende benamingen bestaan, wordt dit in het lemma aangegeven door "met de hand", resp. "machinaal" achter het plaatsnummer. [N 11, 24; N 11A, 63a + 64a + 65a; N P, 10a + b; JG 1b add.]
I-1
|
32629 |
kunstmeststrooier |
strooier/strouwer:
štrø̄ǝr (Q113p Heerlen)
|
Bedoeld wordt de machine waarmee kunstmeststoffen gelijkmatig over het land worden verspreid. Voor het (...)-gedeelte van de betrokken varianten hieronder zie men de lemmata kunstmest en stalmest. [N P, 9; N 11A, 65b]
I-1
|
28459 |
kunstraat |
kunstraat:
kønstroǝt (Q113p Heerlen)
|
Middenwand van zuivere bijenwas gegoten en voorzien van cellenindruksels op het formaat van fijn werk. Wanneer de kunstraat in het midden van het raam bevestigd wordt, bouwen de bijen het raam uit tot een gelijkmatige raat fijn werk. Kunstraat dient om bijen te dwingen raten in de raampjes te bouwen. [N 63, 14c]
II-6
|
19763 |
kurkentrekker |
stoppentrekker:
Verklw. sjtóppetrekkerke
sjtóppetrekker (Q113p Heerlen)
|
kurkentrekker
III-2-1
|