27902 |
labiel geplaatste ondersteuning |
kiep:
kip (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
knipval:
knepval (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale, Wilhelmina]),
muizeval:
mūzǝval (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een labiel geplaatste ondersteuning, een ondersteuning die dreigt het te begeven. [N 95A, 10; monogr.]
II-5
|
19138 |
lachen |
lachen:
lache (Q113p Heerlen)
|
lachen
III-1-4
|
28268 |
ladderafdeling |
klimafdeling:
klimafdeling (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
klimetage:
kløm˙etāš (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
ledderen:
lɛdǝrǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale]),
ledderschacht:
lɛdǝršax (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Het gedeelte van de schacht waar men door middel van ladders de ondergrond kan bereiken. De ladderafdeling wordt uit veiligheidsoverwegingen aangelegd. Hij wordt gebruikt wanneer het kooivervoer uitvalt. Uit de opmerkingen van de invuller uit Q 15 blijkt dat dit niet vaak is voorgekomen; genoemde zegsman heeft het op de mijn Maurits alleen meegemaakt tijdens een bombardement in de Tweede Wereldoorlog. [N 95, 87; monogr.]
II-5
|
30698 |
ladderbankje |
ledderbankje:
lɛdǝrbɛŋškǝ (Q113p Heerlen)
|
Plankje met uitklapbare steun dat met behulp van haken aan de sporten van de ladder bevestigd kan worden. Op deze wijze ontstaat een horizontaal vlak waarop gereedschap kan worden gelegd of dat de basis kan vormen voor bijvoorbeeld een loopplank. [N 67, 63k]
II-9
|
30701 |
ladderschoen |
ledderschoen:
lɛdǝršōn (Q113p Heerlen)
|
Kunststof dop aan de onderzijde van de zijbalken van een ladder die verhindert dat de ladder in uitgeklapte toestand kan gaan schuiven. [N 67, 63n]
II-9
|
19668 |
lade |
schot:
sjoat (Q113p Heerlen),
Verklw. sjöatje
sjoat (Q113p Heerlen)
|
lade || tafellade
III-2-1
|
27367 |
laden |
laden:
lānǝ (Q113p Heerlen)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
28276 |
lader |
laadjong:
lātjoŋ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau l-IV)]
[Emma]),
lātjǫn (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia]),
lader:
lader (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Wilhelmina])
|
De persoon die op de laadpunten de kolen in de mijnwagens laadt door het openen en sluiten van de laadbak. Indien aanwezig, bedient hij ook de wagentrekker of de lier waarmee de wagens verplaatst kunnen worden. [N 95, 141; monogr.; Vwo 229; Vwo 236; Vwo 461; Vwo 465; Vwo 666]
II-5
|
27854 |
lading |
vracht:
vrax (Q113p Heerlen)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
18304 |
lage herenschoen, molière |
lage schoen:
lieëg schoon (Q113p Heerlen)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|