19125 |
leugen |
leugen:
leuge (Q113p Heerlen),
lûûgə (Q113p Heerlen)
|
een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)] || leugen
III-1-4, III-3-1
|
19383 |
leunstoel |
leenstoel:
lɛ̄nštoͅal (Q113p Heerlen),
sessel (d.):
sɛsəl (Q113p Heerlen)
|
leuningstoel [SGV (1914)]
III-2-1
|
21341 |
leurder |
huissierder (<fr.):
hoezeerder (Q113p Heerlen),
kramer:
krieëmer (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] || kramer [SGV (1914)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
marchanderen (<fr.):
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
marsjandēre (Q113p Heerlen),
op de handel gaan:
Opm. bij afmijnen.
ŏp d’r handel g-a͂ (Q113p Heerlen)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
s lééve (Q113p Heerlen),
levend vlees:
et léévend vleesch onger de hoet (Q113p Heerlen)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17697 |
lever |
lever:
lèèver (Q113p Heerlen),
lééver (Q113p Heerlen),
léëver (Q113p Heerlen),
lęǝvǝr (Q113p Heerlen)
|
Grote klier waarin onder andere gal wordt afgescheiden. [N 28, 88c] || lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
I-11, III-1-1
|
34418 |
leverbotziekte, distomatose |
leverbotkrankde:
lęǝvǝrbotkrɛŋkdǝ (Q113p Heerlen)
|
Leverbotziekte, veroorzaakt door een platworm die leeft in de galgangen van de lever, vooral van runderen en schapen. [N 52, 31; N 19, 69; N 77, 64; A 48, 46; A 32, 15b]
I-12
|
21002 |
leverpastei |
leverkaas:
leëverkieës (Q113p Heerlen),
pastete (d.):
Verklw. pasteetje
pasteet (Q113p Heerlen)
|
leverkaas || pastei
III-2-3
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
laeverwôêsj (Q113p Heerlen),
leaverwōēsj (Q113p Heerlen),
leeverwoesch (Q113p Heerlen),
lejeverwoesj (Q113p Heerlen),
läeverwōēsj (Q113p Heerlen),
léëverwoeësj (Q113p Heerlen),
Verklw. leëverwuësjke
leëverwoeësj (Q113p Heerlen)
|
leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24342 |
libel en waterjuffer |
glazenmaker:
glazemaker (Q113p Heerlen),
heer:
heer (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
juffer:
joffer (Q113p Heerlen),
joongfer (Q113p Heerlen)
|
libel, alg. [DC 27 (1955)] || libel, grote soort, ong. 7 cm, bruinachtig [DC 27 (1955)] || libel, kleine soort, ong. 5 cm, met blauwe en zwarte banden [DC 27 (1955)] || libel, waterjuffer
III-4-2
|