24352 |
mier |
aamzeik:
oamzeek (Q113p Heerlen),
oamzeik (Q113p Heerlen),
afwijkend van Veldeke dus niet ao , gelijk in het Maastrichts
oamzeek (Q113p Heerlen)
|
mier [SGV (1914)] || mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24423 |
mierenei |
aamzeikenei:
afwijkend van Veldeke
oamzeekeei (Q113p Heerlen)
|
mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24424 |
mierenhoop |
aamzeikennest:
afwijkend van Veldeke
oamzeekenes (Q113p Heerlen)
|
mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33555 |
mierikswortel |
meirewortel:
meireeuedl (Q113p Heerlen),
mierrettich:
Hgd. Meerrettig, d.i. overzeese radijs
meirettig (Q113p Heerlen)
|
mierikswortel
I-7
|
27655 |
mijnarts |
kuildokter:
kuldǫktǝr (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Op alle mijnen kende men een modern ingerichte verbandkamer. Onder leiding van een mijn- of bedrijfsarts werd hier voor geneeskundige behandeling gezorgd. [N 95, 952]
II-5
|
28328 |
mijnblind |
kuilblind:
kulbleŋk (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia]),
kuilscheel:
kulšęǝl (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Oogaandoening die zich uit in korte, rukkende bewegingen van het hoofd en de ogen (Nystagmus). Deze ziekte kwam vroeger als beroepsziekte, mogelijk veroorzaakt door intoxicatie van de hersenstam, bij mijnwerkers voor. Ook paarden die lang ondergronds waren, zouden deze ziekte kunnen krijgen. Een paard dat meer dan tien jaren ondergronds gewerkt had, zou volgens overlevering (z. Dieteren 1984 pag. 17) blind zijn. De informant uit Q 15 noemt het een sprookje dat de paarden ondergronds blind werden. Men moet wel onderscheid maken tussen blindheid en de ziekte Nystagmus. [N 95, 938; monogr.]
II-5
|
28200 |
mijnbrand |
kuilbrand:
kulbrant (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia])
|
Brand in het ondergrondse gedeelte van een mijn. [N 95, 232]
II-5
|
27676 |
mijnemplacement |
kuilterrein:
kultǝręjn (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
mijnterrein:
mijnterrein (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Het gehele mijnterrein bovengronds. [N 95,3]
II-5
|
27310 |
mijngas |
kuilgas:
kulgās (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale]),
mijngas:
męjngās (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
slechte locht:
šlɛxtǝ lox (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
slechte loft:
šlɛxtǝ loft (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een kleurloos, reukloos en smaakloos gas dat lichter is dan lucht, in bepaalde concentratie met lucht brandbaar of ontplofbaar en bij grote hoeveelheden verstikkend. Mijngas bevindt zich in de kool, het dak- en vloergesteente van de laag en in spleten en scheuren van het gesteente (MBK IV pag. 25). De term "gas" wordt in de Belgische mijnen slechts sporadisch gebruikt (Vanwonterghem pag. 114). [N 95, 229; monogr.; Vwo 336; Vwo 348]
II-5
|
28199 |
mijngasontploffing |
gasontploffing:
gāsǫntplǫfeŋ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
gasslag:
gāsšlāx (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia]),
kuilgasontploffing:
kulgāsǫntplǫfeŋ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Wilhelmina])
|
Een ontploffing van mijngas. [N 95, 235; monogr.]
II-5
|