30711 |
beitsen |
beitsen:
bęjtsǝ (Q113p Heerlen)
|
Hout kleuren met behulp van beits. [N 67, 66h; monogr.]
II-9
|
24301 |
bek |
gaperd:
gapet (Q113p Heerlen),
muil:
WBD/WLD
mŏĕl (Q113p Heerlen)
|
bek || Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18974 |
bekennen |
bekennen:
bekinne (Q113p Heerlen),
bəkinnə (Q113p Heerlen),
uitkomen:
ōētkómmə (Q113p Heerlen)
|
bekennen || uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19963 |
beker |
beker:
beejker (Q113p Heerlen)
|
beker
III-2-1
|
21514 |
bekeuren |
beboeten:
bəbŏĕttə (Q113p Heerlen)
|
iemand een boete opleggen [kalangeren, kallizeren, noemren, opboeten, schutten, opkalken, beboeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30041 |
bekisting |
houten kist:
hōtǝ kes (Q113p Heerlen)
|
De van planken en platen vervaardigde houten mal waarin beton gestort wordt. Zie ook het lemma 'Bekister'. [N 30, 51a; monogr.]
II-9
|
22677 |
bekkens |
bekkens:
b2kəs (Q113p Heerlen),
cimbalen:
simbāl (Q113p Heerlen)
|
Het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21684 |
bekostigen? |
bekostigen:
beköstige (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
betonen:
betoeëne (Q113p Heerlen)
|
Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31451 |
bektang, buigtang |
bektang:
bɛktaŋ (Q113p Heerlen),
rozenkranstang:
rūzǝkranstaŋ (Q113p Heerlen)
|
In het algemeen een tang met platte, halfronde en/of spitse bekken waarmee men metaaldraad of -plaat kan vastklemmen en buigen. De benen van deze tang zijn doorgaans gebogen. Zie ook afb. 147. De zegsman uit Q 9 vermeldt dat de kraaienbek werd gebruikt om de ijzerdraadjes te buigen die werden gebruikt voor rozenkransen. Vergelijk de woordtypen rozenkranstang (Q 113, Q 121c) en nostertangetje (Q 99*). [N 33, 165; N 33, 171a-b; N 33, 181; N 64, 47c; L B2, 228; monogr.]
II-11
|
21357 |
bekvechten |
afstrijden:
ààfsjtrĭĕjə (Q113p Heerlen),
knibbelen:
knèbbələ (Q113p Heerlen),
parleien (<fr.):
#NAME?
parleije (Q113p Heerlen),
strijden:
sjtrĭĕjə (Q113p Heerlen),
tellewellen:
tèlləwèllə (Q113p Heerlen)
|
redetwisten [SGV (1914)] || ruzie maken door woorden [afstrijden, rikrooien, kerwee hebben, strijden, muilvech-ten, smoelvechten, opstrijden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|