33627 |
mutsaard, houtmijt |
schansenmijt:
sjansemiet (Q113p Heerlen)
|
houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)]
I-7
|
30091 |
muur |
muur:
m ̇ur (Q113p Heerlen),
mu.r (Q113p Heerlen)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|
24506 |
muurbloem |
muurbloem:
-
muurblo:m (Q113p Heerlen),
violier:
-
violier (Q113p Heerlen)
|
muurbloem [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
30264 |
muurblokken |
aanslag:
ānšlǭx (Q113p Heerlen)
|
Vierkante houten blokjes die men in de muur metselt, om er later de dagstukken van de deur op vast te maken. Volgens de invuller uit L 210 werden muurblokken in het noorden van Nederlands Limburg niet toegepast. [N 32, 11c; N 55, 19b; monogr.]
II-9
|
30231 |
muurdam, penant |
middenpilaar:
medǝpilēr (Q113p Heerlen),
middenstijl:
medǝštil (Q113p Heerlen),
penant:
pǝnant (Q113p Heerlen),
pilaar:
pilē̜r (Q113p Heerlen),
pilaartje:
pilē̜rkǝ (Q113p Heerlen)
|
Betrekkelijk smal stuk muur tussen twee vensters of tussen een venster en een andere muur. [N 55, 75; N 32, 12b; N 32, 14; monogr.]
II-9
|
30267 |
muurraam |
blind raam:
blent rām (Q113p Heerlen)
|
[N 55, 19c; N 32, 10a-c; monogr.]
II-9
|
30145 |
muurvlechting |
hanekam:
hānǝkamp (Q113p Heerlen),
vlechtverband:
vlɛx˲vǝrbant (Q113p Heerlen)
|
Wigvormig muurdeel waarvan de steenlagen loodrecht op de helling van de muurlijn staan. De lagen van de muurvlechting lopen alle tot een zelfde lintvoeg door. Kleine muurvlechtingen worden uitgevoerd in staand verband, grotere in kruisverband. Zie ook afb. 42. [N 31, 29]
II-9
|
22751 |
muziek |
muziek:
moeziek (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
Gr. mousikê.
moeziek (Q113p Heerlen)
|
muziek [SGV (1914)] || Muziek.
III-3-2
|
22670 |
muziekinstrument |
instrument:
enstərmeͅnt (Q113p Heerlen)
|
Een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22666 |
muzikant |
muziekmaker:
moeziekmeëker (Q113p Heerlen)
|
Musicus.
III-3-2
|