19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
neuischierig (Q113p Heerlen),
neuschieriech (Q113p Heerlen),
nuisjgierig (Q113p Heerlen),
nuisjierig (Q113p Heerlen)
|
nieuwsgierig [SGV (1914)] || nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
17724 |
nieuwsgierig kijken |
loeren:
loere (Q113p Heerlen),
nieuwsgierig kijken:
newschierig kieke (Q113p Heerlen),
ogen:
euge (Q113p Heerlen),
spitsmuilen:
spitsmoele (Q113p Heerlen)
|
kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19177 |
nieuwsgierigaard |
spinzer:
cf. VD s.v. "spinzen"
sjpīēnsər (Q113p Heerlen)
|
iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18020 |
niezen |
niesten:
neeste (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|
30857 |
nijptang |
pitstang:
petštaŋ (Q113p Heerlen)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.]
II-11
|
21643 |
nikkelgeld |
nikkelen geld:
nikkele geld (Q113p Heerlen),
nikkelgeld:
niekelgeld (Q113p Heerlen)
|
nikkelen of witmetalen geldstukken [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20752 |
niknak |
niknak:
niekenakke (Q113p Heerlen),
nikkenakke (Q113p Heerlen),
Eigen syst.
niknak (Q113p Heerlen)
|
Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21401 |
niks waard |
niks waard:
dat is nieks wäd (Q113p Heerlen)
|
waard (dat is niets ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
20401 |
noemen |
noemen:
neume (Q113p Heerlen),
neumə (Q113p Heerlen)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
34478 |
nog in het ei zittend kipje |
kuiken:
kȳkǝ (Q113p Heerlen)
|
[N 19, 40a]
I-12
|