30614 |
olieverf |
oligsverf:
ǭlexs˲[verf] (Q113p Heerlen),
oligverf:
ǫalex˲[verf] (Q113p Heerlen)
|
Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.]
II-9
|
30705 |
olieverven |
oligsverven:
ǫalexs˲vɛrvǝ (Q113p Heerlen)
|
Schilderen met olieverf. [N 67, 66a]
II-9
|
23150 |
olifant |
olifant:
oalefant (Q113p Heerlen),
Karte 109.
olifant (Q113p Heerlen)
|
Elefant. || Olifant.
III-3-2
|
17916 |
omarmen |
omarmen:
umärme (Q113p Heerlen),
ómérmə (Q113p Heerlen)
|
omhelzen [SGV (1914)] || omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29086 |
omboorden |
omboorden:
ømbø̄rǝ (Q113p Heerlen)
|
Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW]
II-7
|
27781 |
ombraak |
omleidingsbaan:
ømlęjdeŋsbān (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
rondbrok:
rontbrux (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een gang om de hoofdschacht dienend voor het omleiden van het vervoer. [N 95, 185; N 95, 695; N 95, add.; Vwo 251; Vwo 548; Vwo 552; monogr.]
II-5
|
33664 |
omheinde wei |
afgetuinde wei:
āfgǝtȳndǝ wēi̯ (Q113p Heerlen)
|
Een met prikkeldraad of anderszins afgemaakte wei. Een groot aantal opgaven was wei. Deze opgaven zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. Voor de fonetische documentatie van wei zie men lemma 1.3.6 ɛweiɛ.' [N M, 4b; L 32, 45; monogr.]
I-8
|
33745 |
omheinen |
afpalen:
āfpø̄ǝlǝ (Q113p Heerlen),
omweiden:
ømwējǝ (Q113p Heerlen),
tuinen:
tȳnǝ (Q113p Heerlen),
tȳǝnǝ (Q113p Heerlen)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
omrastering:
Verklw. umrasteringsjke
umrastering (Q113p Heerlen),
tuin:
tuǝn (Q113p Heerlen),
tūn (Q113p Heerlen)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] || omheining
I-8, III-2-1
|
33737 |
omheining van ijzeren spijlen |
gitter:
gitǝr (Q113p Heerlen),
stanketsel:
štankɛtsǝl (Q113p Heerlen)
|
Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e]
I-8
|