25480 |
opslagplaats voor brood |
broodkamer:
bruǝtkāmǝr (Q113p Heerlen)
|
Het kan hier gaan om een aparte ruimte voor het opslaan van brood. Daarop wijzen woordtypen als "broodkamer", "broodmagazijn", "broodhok". De informant van L 270 vermeldt inderdaad dat het een ruimte is aansluitend naast de bakkerij. Andere woordtypen als "broodrek", "lader", "broodschap" duiden erop dat deze opslagplaats niet perse een apart vertrek hoeft te zijn. [N 29, 105d; N 29, 105e]
II-1
|
19290 |
opspelen |
opspelen:
opsjpîêlə (Q113p Heerlen),
ópspieële (Q113p Heerlen),
uitvallen:
ōētvàllə (Q113p Heerlen)
|
opspelen || zeer boos uitvallen [sjamfoeteren, opspelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28431 |
opspijlen |
opspijlen:
opšpiǝlǝ (Q113p Heerlen)
|
De korf van spijlen voorzien. Zie ook het lemma Verstevigingsspijlen. [N 63, 7a]
II-6
|
34020 |
opstaan |
allez-hup:
alē høp (Q113p Heerlen)
|
Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j]
I-10
|
30694 |
opsteekladder |
steekledder:
štęǝklɛdǝr (Q113p Heerlen)
|
Ladder die met behulp van metalen haken met één of meer delen verder verlengd kan worden. [N 67, 63e]
II-9
|
32936 |
opsteker |
opsteker:
ǫpštēkǝr (Q113p Heerlen),
steker:
štɛ̄ǝkǝr (Q113p Heerlen)
|
Degene die de schoven met de gaffel,opsteekt naar de tasser op de wagen. Vergelijk de toelichting bij het lemma ''opsteken'' (5.1.3) en het lemma ''opsteker'' (5.1.6) in aflevering I.3, van hooi op de oogstkar. [N 15, 40; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] || Degene die het hooi met de oogstgaffel opsteekt naar de optasser op de wagen. [N 14, 121a; A 34, 3a]
I-3, I-4
|
32939 |
optasser |
lader:
lader (Q113p Heerlen)
|
Degene die, staande op de kar, het hooi van de opsteker aanneemt en het er opstapelt. [N 14, 121b; A 34, 3b]
I-3
|
33730 |
optilbaar hek |
sliet:
šlēt (Q113p Heerlen),
vouwere:
vǫu̯wǝrǝ (Q113p Heerlen)
|
Het niet draaiend maar uitneembaar hek aan de ingang van een wei. [N 14, 68b; A 25, 5e; monogr.]
I-8
|
17900 |
optillen |
heven:
häve (Q113p Heerlen),
hêêvə (Q113p Heerlen),
lichten:
luchtə (Q113p Heerlen),
opheven:
òphēəvə (Q113p Heerlen)
|
(Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] || heffen, tillen [SGV (1914)] || optillen [RND]
III-1-2
|
28579 |
optissen |
opbruisen:
opbrūzǝ (Q113p Heerlen)
|
Het maken van geluid door de bijen als men de korf of kast opent. [N 63, 72]
II-6
|