e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
penningenkist markenkist: markǝkes (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]), penningenkist: pɛneŋǝkes (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma]) De kist waarin de penningontvanger ondergrondsde penningen deponeerde, wanneer hij die aan het begin van de dienst van de mijnwerkers had ontvangen. Met behulp van deze kist werden de penningen in de Domaniale mijn daarna naar boven gebracht, waar ze door de controle werden geadministreerd (Lochtman pag. 52). [N 95, 49] II-5
penningenlokaal controleboede: kǫntrǫlǝbūt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), markenboede: markǝbuwt (Heerlen  [(Emma)]   [Willem-Sophia]), markǝbūt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]), penningboede: pęneŋbūt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), penningenboede: pɛneŋǝbuwt (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Lokaal waar men de dienstpenningen uitdeelde. Uit de woordtypen "portier" en "portiersloge" blijkt dat dat uitdelen ook door de portier kon gebeuren. De informant van Q 111 vermeldt dat de term "markenboede" vroeger werd gebruikt. [N 95, 5; monogr.] II-5
penningenring penningendraad: pɛneŋǝdroat (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Metalen ring, in de vier Oranje-Nassaumijnen voor hetzelfde doel gebruikt als de penningenkist (zie dat lemma). Volgens de invullers uit Q 113 en Q 202 hing de "markencontroleur" de ring met penningen om zijn hals. [N 95, 49] II-5
pens nirgelsmaag: nergǝlsmāx (Heerlen), pens: pɛns (Heerlen) De eerste afdeling van de maag van de koe waarin het voedsel geweekt wordt. Een koe heeft vier magen: de pens, de netmaag, de boekpens en de lebmaag. In de "Amsterdamse" vragenlijst nr. 9 werd via de vragen 11a, 11b, 11c en 11d naar de dialectbenamingen gevraagd voor deze vier magen. Exact werd gevraagd naar de benamingen voor pens, netmaag, boekpens en lebmaag. In de "Nijmeegse" vragenlijst nr. 28 werd ook gevraagd naar de dialectbenamingen voor de vier magen. Maar hier werden de vragen wat vager gesteld. De pens wordt omschreven (vr. 80) als de "maag waarin het voedsel het eerst komt", de netmaag als de "langwerpige maag" (vr. 81), de boekpens als "de maag die van binnen vol vliezen zit" (vr. 82) en de lebmaag als "de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant" (vr. 84). Door deze vage vraagstelling sluipt onzekerheid door in de antwoorden van de "Nijmeegse" respondenten: termen worden nogal eens door elkaar gehaald voor de diverse magen. Zo goed mogelijk is in dit lemma en de volgende drie lemmata geprobeerd de juiste benaming bij het juiste begrip onder te brengen. In wbd afl. 3 (Het rund) blz. 364 wordt het vermoeden geuit dat we hier eerder met een cultuurbegrip te maken hebben dan met een onder de mensen (nog) levende werkelijkheid en dat voornoemde vierdeling ook niet meer echt levend is bij de huisslachter. Dit vermoeden zou ook op de "Limburgse" antwoorden van toepassing kunnen zijn. [N 28, 80; A 9, 11a; L 48, 15] I-11
peper peper: peejeper (Heerlen), peeəpər (Heerlen), peëper (Heerlen), pèëper (Heerlen) peper [DC 03 (1934)] III-2-3
peperkoek print: Verklw. printje  print (Heerlen) peperkoekfiguur III-2-3
peperkoekdeeg peperkoekdeeg: pē̜pǝrkōkdēx (Heerlen) Volgens de informant van L 321 laat men een mengsel van roggebloem, honing, druivesuiker, water, oude koek een dag liggen. Vervolgens worden er ammonium en koolzuur bijgevoegd en wordt het gehele mengsel goed bewerkt. Dit laat men enige weken rusten waarna men begint met het opbraken van het peperkoekdeeg, telkens weer. Als het deeg plat is, wordt het opgerold en opnieuw gebraakt, totdat het taai is. Dezelfde vormen als voor taai-taai worden hiervoor gebruikt. [N 29, 88; N 29, 88a] II-1
perenboom perenboom: pereboom (Heerlen), der biereboom zette, te perre staan: op het hoofd gaan staan  biereboom (Heerlen) pereboom I-7
periode van de ijsheiligen ijsheiligen: īsheͅlegə (Heerlen) De periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn. [N 88 (1982)] III-3-2
persen persen: päsche (Heerlen) persen [SGV (1914)] III-1-2