22556 |
pesten (kaartspel) |
pesten:
peste (Q113p Heerlen)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19139 |
pesterij |
plaag:
plòəch (Q113p Heerlen)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18281 |
pet: algemeen |
kap:
kap (Q113p Heerlen),
koets:
slechte jongensmuts
koetsch (Q113p Heerlen),
pats:
patsch (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
patsj (Q113p Heerlen),
patš (Q113p Heerlen),
Zie ook afb. p. 188.
patsj (Q113p Heerlen)
|
1. claque; - 2. klak; - 3. pet || Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet [SGV (1914)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20410 |
petekind |
patekind:
patekink (Q113p Heerlen)
|
petekind
III-2-2
|
33568 |
peterselie |
peterselie:
pētərsili (Q113p Heerlen),
peterselje:
pitersilje (Q113p Heerlen),
MLat. petroselinum
pitersilje (Q113p Heerlen)
|
[ZND 05 (1924)]peterselie
I-7
|
30578 |
petje |
pats:
patš (Q113p Heerlen
[(diminutief: pɛtɛ̄kǝ)]
)
|
[N 67, 100d]
II-9
|
28212 |
petlamp |
koplamp:
koplamp (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
kǫplamp (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia])
|
Elektrische lamp die door de mijnwerker op de mijnpet of -helm wordt gedragen. De opgave "kophout" uit Q 15 was volgens de invuller op de mijn Maurits een denigrerende naam voor de petlamp. [N 95, 256; monogr.; Vwo 450]
II-5
|
22527 |
petoeten, zwikken (kaartspel) |
petoeten:
petoete (Q113p Heerlen),
zwikken:
sjwiekke (Q113p Heerlen)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24927 |
petroleum |
ptrole (fr.):
petrol (Q113p Heerlen),
steenolig:
sjteenaolich (Q113p Heerlen),
sjteenolig (Q113p Heerlen),
stinkerd:
stinkert (Q113p Heerlen)
|
petroleum || petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19547 |
petroleumlamp |
pètroles-lamp:
petroleumlamp
petrolslamp (Q113p Heerlen),
quinquet:
petrolslamp
kenkij (Q113p Heerlen)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|