26241 |
plooien |
plooien:
plǫwǝ (Q113p Heerlen)
|
[N 62, 12b; N 62, 12a; L A2, 379; MW; monogr.]
II-7
|
18424 |
plooirok |
plooirok:
plooirok (Q113p Heerlen)
|
Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
27740 |
plooirug |
pof:
puf (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
zadel:
zādǝl (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Doordat de koollagen hun oorspronkelijke horizontale ligging hebben verloren, krijgen ze een bepaalde helling. Plooiingen van de laag waarbij de samenhang niet is verbroken, worden zadel en kom genoemd (MBK I pag. 20). Verloopt de plooiing naar boven, dan spreekt men van een zadel of plooirug. [N 95, 841; monogr.]
II-5
|
29417 |
plooitang |
plooitang:
plōjtaŋ (Q113p Heerlen
[(kleine en grote)]
)
|
Tang met twee dwars op de tangbenen staande, brede, platte bekken waarmee metalen platen in een rechte lijn gebogen kunnen worden. Zie ook afb. 172a-b. De tang wordt vooral voor klein buigwerk gebruikt, bijvoorbeeld als men op karwei is. Vuylsteke (pag. 113) kent het woord plooitang ook voor een dubbele ijzeren staaf waartussen men metalen plaat kan buigen. Vgl. hiervoor ook afb. 172c-e. [N 33, 167; N 33, 170; N 64, 9]
II-11
|
21747 |
plunderen |
plunderen:
plundərə (Q113p Heerlen)
|
als buit meenemen [pluimen, plunderen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19609 |
po, nachtspiegel |
floymuzer:
bargoens
floymuzer (Q113p Heerlen),
pispot:
Verklw. pispötje
pispöt (Q113p Heerlen)
|
nachtpot || po
III-2-1
|
24991 |
poeder, pulver |
mul:
möl (Q113p Heerlen),
poeder:
pōējər (Q113p Heerlen),
pulver:
polfər (Q113p Heerlen),
stub:
sjtöp (Q113p Heerlen)
|
tot fijn gruis of zeer fijne koreltjes gemaakte vaste stof [peder, pulver, poeder, stof] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33707 |
poel |
poel:
pōl (Q113p Heerlen),
pōǝl (Q113p Heerlen)
|
Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.]
I-8
|
24949 |
poel, plas |
poel:
peul (Q113p Heerlen),
pool (Q113p Heerlen)
|
poel, vijver || poelen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-4
|
19828 |
poetslap |
poetslommel:
Verklw. poetslümelke
poetsloemel (Q113p Heerlen)
|
poetsdoek
III-2-1
|