33843 |
bevend schudden met de huid |
bibberen:
bebǝrǝ (Q113p Heerlen),
razelen:
rāzǝlǝ (Q113p Heerlen)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|
17950 |
beweeglijk rondlopen |
van hot naar haar lopen:
va hôt noa haar loope (Q113p Heerlen)
|
lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25573 |
bewerken van het deeg op de werktafel |
doorslaan:
dørxšloa (Q113p Heerlen),
inhouwen:
enhǭwǝ (Q113p Heerlen)
|
De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.]
II-1
|
25231 |
bewolking |
wolken:
wolken (Q113p Heerlen),
hiervan spreekt men ook wel
wooke (Q113p Heerlen),
wolkenhemel:
Nb. o = korte o-klank
wōlkehieëmel (Q113p Heerlen),
wolkenlucht:
wōlkelōch (Q113p Heerlen)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
27622 |
bewust verzuimen |
dienst verzaken:
dēnst vǝrzaǝkǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Zonder wettige redenen of zonder vooraf aangevraagd verlof niet werken. [N 95, 916: N 95, 915; monogr.; Vwo 823]
II-5
|
18839 |
bezadigd |
gemtlich:
gəmūūtlich (Q113p Heerlen)
|
zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19613 |
bezem |
bezem:
beͅsəm (Q113p Heerlen),
bɛsəm (Q113p Heerlen),
Verklw. bessemke
bessem (Q113p Heerlen),
Zie tekening: links en rechts dezelfde naam
bèzəm (Q113p Heerlen),
keerbezem:
keer-bessum (Q113p Heerlen),
keret:
kairet (Q113p Heerlen)
|
bezem [RND], [SGV (1914)] || bezem (soorten) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
steel:
štel (Q113p Heerlen)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
19302 |
bezig |
aan de gang:
óm gàng (Q113p Heerlen),
bezig:
bezig (Q113p Heerlen),
doende:
doondə (Q113p Heerlen)
|
bezig || werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21299 |
bezoek |
bezoek:
bezeuk (Q113p Heerlen),
bəzeuk (Q113p Heerlen)
|
bezoek [SGV (1914)] || de personen die op bezoek komen [bezoek, visite, volk] [N 87 (1981)]
III-3-1
|