19335 |
prettig |
plezierig:
plezerig (Q113p Heerlen),
pləzeerich (Q113p Heerlen),
spaig (du.):
sjpàssich (Q113p Heerlen)
|
pret, genoegen verschaffend of veroorzakend; aangenaam [pertig, prettig] [N 85 (1981)] || prettig
III-1-4
|
20462 |
preuts |
kwezelig:
kwîêzəlich (Q113p Heerlen)
|
preuts; overzedig, gemaakt eerbaar [preuts, prude] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
21649 |
priem? (wbd) |
<omschr.> geld ingezet hebben:
(igezat = ingezet).
hae hat geld igezat (Q113p Heerlen)
|
bedrag dat uitbetaald wordt aan degene die bij de eerste verkoping, i.v.m. de openbare verkoping van huizen e.d. [vgl. vraag 15a] het hoogste bod heeft gedaan [trekgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
29943 |
priemen |
steekpinnen:
štęǝkp ̇en (Q113p Heerlen)
|
De twee pennen aan de uiteinden van het metselkoord waarmee het tijdens het metselen wordt vastzet. De priemen worden ook gebruikt om het koord na gebruik op op te rollen. Zie ook afb. 4. Volgens de invuller uit Q 121c worden thans met de toepassing van profielen geen priemen meer gebruikt. In P 176 noemde men het spannen van het metselkoord met behulp van de priemen: 'de koord opsteken' ('dǝ kōt˱ ǫpstēkǝ'). In L 291 gebruikte men geen priemen, maar zette men het metselkoord met behulp van vierduimse spijkers vast. [N 30, 14b; monogr.]
II-9
|
23326 |
priester |
geestelijke:
meest altijd gebruikt [naast preester]
geesliche (Q113p Heerlen),
priester:
weinig gebruikt
preester (Q113p Heerlen)
|
priester [SGV (1914)]
III-3-3
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
pri:s (Q113p Heerlen)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
33740 |
prikkeldraad |
stacheldraad:
štaqǝldroǝt (Q113p Heerlen),
tankeldraad:
taŋkǝldrǭt (Q113p Heerlen)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
30751 |
prikradje |
radeerrad:
radērrat (Q113p Heerlen)
|
Stalen wieltje met punten, draaibaar in een handvat bevestigd, waarmee men gaatjes in een paustekening maakt. Zie afb. 101. [N 67, 86d]
II-9
|
22356 |
priktol |
ijsdop:
iesdob (Q113p Heerlen),
iesdop (Q113p Heerlen),
werptol
iesdop (Q113p Heerlen),
kokkernol:
M. kòkerel.
konkernol (Q113p Heerlen)
|
Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [DC 24 (1953)] || Kornoelje en priktol. || tol (speeltuig) [SGV (1914)] || Werptol.
III-3-2
|
19816 |
primula |
kerkensleutel:
kirkesjluëtel (Q113p Heerlen),
sleutelbloem:
sjluëtelblóm (Q113p Heerlen)
|
primula
III-2-1
|