18221 |
pronken |
pronken:
bronke (Q113p Heerlen),
prónke (Q113p Heerlen),
prónkə (Q113p Heerlen),
stensen:
[vgl. WNT: stensen, dwingen, pruilen]
sjtèènsə (Q113p Heerlen),
stoefen:
sjtōēvə (Q113p Heerlen),
strontsen:
sjtrónsə (Q113p Heerlen)
|
in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || pronken [SGV (1914)]
III-1-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
veer:
veer (Q113p Heerlen)
|
pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20506 |
proosten |
aanstoten:
áá schtōēte (Q113p Heerlen),
áásjtōētə (Q113p Heerlen)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21698 |
prop |
bol:
Van Dale: I. bol, 3. voorwerp van min of meer zuiver ronde gedaante, bal; - prop; - ...
bòl (Q113p Heerlen),
knauw:
knòə (Q113p Heerlen),
prop:
pròp (Q113p Heerlen)
|
een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)]
III-3-1
|
28551 |
propolis |
kit:
ket (Q113p Heerlen)
|
Harsachtige stof waarmee de werkbijen alle openingen en naden van hun woning dichtkitten tegen tocht, kou en waterdamp. De propolis wordt ook gebruikt om te effenen en raten te versterken. De werksters halen deze stof uit bloemknoppen en harsdruppels van naaldbomen. Zelfs verf, teer of asfalt kunnen er de grondstof voor zijn. [N 63, 53a, N 63, 53b; Ge 37, 141; monogr.]
II-6
|
22310 |
proppenschieter |
klapbus:
klabbus (Q113p Heerlen),
knapbus:
knabbus (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
knapbus (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
proppenschieter:
proppesjeeter (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen)
|
Kinderspeelgoed van vlierhout. || Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)] || Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)]
III-3-2
|
27872 |
propschoten |
propschoten:
propšyǝt (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Julia])
|
Schoten die de prop wegschieten, maar die wat het gesteente betreft zonder uitwerking blijven. [N 95, 441; monogr.; Vwo 404]
II-5
|
20456 |
prostituée |
hoer:
hoor (Q113p Heerlen)
|
prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
schap:
(bv: broederschaap).
schaap (Q113p Heerlen)
|
schaprade [SGV (1914)]
III-2-1
|
18403 |
pruik |
pruik:
prūūk (Q113p Heerlen)
|
kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [kalot, pruik] [N 86 (1981)]
III-1-3
|