18284 |
rok: algemeen |
frak:
Zie ook rok.
frak (Q113p Heerlen),
rok:
rok (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
roͅk (Q113p Heerlen),
mv. rök
rok (Q113p Heerlen),
Zie ook frak.
rok (Q113p Heerlen),
schoot:
vrouwenonderrok WNT: schoot (I), 1. Onder den ogrdel of onder hetmiddel eenigszins ruim afhangend deel van een kleedingstuk [...]; 7. Vrouwenrok die bij een jak behoort en daarmee de bovenkleeding uitmaakt.
schòt (Q113p Heerlen)
|
Hoe noemt U in het algemeen een rok? [N 62 (1973)] || rok [SGV (1914)] || rok (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] || vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19493 |
roken |
roken:
roke (Q113p Heerlen),
zwademen:
sjwame (Q113p Heerlen)
|
roken
III-2-3
|
18318 |
rokkussentje |
queue (<fr.):
keu (Q113p Heerlen)
|
kussentje waarmee men de rok naar achteren doet uitbollen [keu, keuje, vronk] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
29077 |
roksplit |
split:
šplet (Q113p Heerlen)
|
Split in de rok. [N 62, 41a]
II-7
|
18426 |
roksplit [wld ii.7, p.87] |
split:
schplit (Q113p Heerlen)
|
Hoe noemt U: een split in de rok [N 62 (1973)]
III-1-3
|
26430 |
rol |
kettingwel:
kęteŋwɛl (Q113p Heerlen)
|
De rol waaraan in het luiwerk van een watermolen het koord of de ketting is bevestigd waarmee de zakken worden opgetrokken en afgelaten. Zie ook afb. 76. De rol is in functie vergelijkbaar met de luias in windmolens. Zie ook het lemma ɛluiasɛ. De wel (Q 241) heeft de vorm van de pletrol zoals die wordt gebruikt om aardkluiten van geploegd land te breken (vgl. WLD I.1.2, pag 165).' [Jan 230; Coe 207; Grof 234; N O, 25g; A 42A, 45]
II-3
|
20976 |
rollade |
rollade:
rollaad (Q113p Heerlen)
|
rollade
III-2-3
|
32834 |
rollen |
wellen:
wɛlǝ (Q113p Heerlen)
|
Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
21647 |
rolletje munten |
cahot (<fr.):
ing kahot (Q113p Heerlen),
kahót (Q113p Heerlen)
|
rolletje centen of kwartjes of andere munten [knappert, lok?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22443 |
rommelpot |
foekepot:
fukəpoͅt (Q113p Heerlen),
rommelespot:
roͅmələspoͅt (Q113p Heerlen)
|
De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|