25096 |
aanrijgen |
rijgen:
rĭĕjjə (Q113p Heerlen),
réjjə (Q113p Heerlen)
|
tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18887 |
aanstaan |
aanstaan:
aasjtoa (Q113p Heerlen),
áásjtao (Q113p Heerlen),
bevallen:
bəvàllə (Q113p Heerlen),
ww
bevalle (Q113p Heerlen),
uitgezet:
ūt˲gǝzat (Q113p Heerlen)
|
aanstaan || behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)] || bevallen || Gezegd van de hoeken van een bouwwerk, wanneer deze na het uitmeten definitief vastgesteld zijn. In Q 83 werd de term 'aanstaan' in een iets andere betekenis gebruikt. Zodra de muren van een huis in aanbouw een eerste maal gemetseld waren en het grondplan zodoende vastlag, werden de uitzetplanken verwijderd. Men zei dan dat het huis 'aanstond'. [N 31, 10a; monogr.]
II-9, III-1-4
|
28227 |
aansteker |
aanklitser:
āklitšǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits]),
klitser:
klitšǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
ontsteker:
ontštę̄ǝkǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Inrichting voor het ontsteken van een veiligheidslamp. Al naar gelang het fabrikaat van de lamp, worden verschillende soorten aanstekers toegepast. Bij de veiligheidslamp van Wolf bijvoorbeeld wordt een systeem gebruikt waarbij van fosfor voorziene stroken tot ontbranding worden gebracht. Andere lampen werken met vuursteentjes die door middel van een aan de onderzijde van de lamp aangebrachte draaiknop vonken voortbrengen (Heise/Herbst pag. 122-123). [N 95, 246; monogr.]
II-5
|
30726 |
aantrekken |
gauw drogen:
gǫw dryǝgǝ (Q113p Heerlen),
hel worden:
hɛ̄l wē̜dǝ (Q113p Heerlen)
|
Gezegd van verf of vernis die na het opstrijken droog en vast wordt. [N 67, 74a]
II-9
|
19223 |
aanvangen, beginnen |
aanvangen:
aavange (Q113p Heerlen),
avange (Q113p Heerlen),
beginnen:
beginne (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
aanvangen || beginnen
III-1-4
|
28519 |
aanvliegen |
aanvliegen:
āvlēgǝ (Q113p Heerlen)
|
Het zich neerzetten van de zwerm, nadat hij enige tijd gezwermd heeft. [N 63, 34a; N 63, 35]
II-6
|
28378 |
aanvoerband |
aanvoerband:
āvø̄rbant (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
houtband:
hōtbant (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Emma, Maurits])
|
Bandtransporteur voor de aanvoer van materialen. Het woordtype "h.t." (L 265, Q 33 ) is een afkorting voor houttoevoer(band). [N 95, 636]
II-5
|
33895 |
aanwassen op de tanden |
schenkel:
šeŋkǝl (Q113p Heerlen)
|
Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91]
I-9
|
24977 |
aanwezigheid |
daar zijn:
dòəzîê (Q113p Heerlen)
|
de aanwezigheid, het aanwezig zijn [antwoord] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18813 |
aanwijzen |
wijzen:
wīēzə (Q113p Heerlen)
|
arm en hand uitstrekken naar iets of in de richting van iets om er de aandacht op te vestigen of om het te tonen [duiden, wijzen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|