30598 |
schuurverf |
schuurverf:
šūr[verf] (Q113p Heerlen)
|
Verf waarin met puimsteen geschuurd wordt. Als schuurverf wordt vaak grondverf gebruikt. Door het schuren in de natte verf hecht de verflaag beter aan de onderliggende plamuurlaag. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 18c]
II-9
|
19063 |
schuw |
schuw:
WBD/WLD
sjöj (Q113p Heerlen)
|
Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
27642 |
sein voor begin en einde van de schaft |
het is botteren:
ǝt es butǝrǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het begin en einde van de schafttijd kon op bepaalde manieren aangegeven worden. Volgens de informanten van Q 15, Q 33, Q 35 en Q 113 sloeg men vier maal op de leiding of men knipperde vier maal met licht getuige de informanten van L 426, Q 15 en Q 33. Ook woordtypen als "vier maal" en "vier aan vier" duiden op een dergelijk sein. Verder werd er met een elektrische hamer een bel geluid volgens de informant van Q 202 en duiden de woordtypen "opkloppen" en "afkloppen" respectievelijk op het begin en het einde van de schafttijd. [N 95, 54]
II-5
|
27301 |
seinbel |
schel:
šɛl (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
seinhamer:
sęjnhamǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma]),
sę̄jnhamǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits])
|
De bel waarmee de seingever seinen kan geven aan de ophaalmachinist. Zo kan hij doorgeven of de liftkooi omhoog of omlaag moet en met welke snelheid dit moet gebeuren. [N 95, 92; monogr.]
II-5
|
28365 |
seinfluit |
seinfluit:
sęjnflø̄t (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia]),
sɛ̄jnflø̄t (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale])
|
De signaalfluit die bij transportmiddelen aanwezig is en waarmee geseind kan worden. Aan de signaalfluit is een kabel bevestigd die over de hele lengte van het transportmiddel loopt en het mogelijk maakt op ieder punt van de pijler seinen te geven. [N 95, 668]
II-5
|
27250 |
seingever |
seingever:
sęjngę̄vǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
sɛ̄jngēǝvǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Verantwoordelijke voor het seingeven bij het dalen en stijgen van de liftkooien. Seingevers bevinden zich aan iedere hoofdschacht, zowel onder- als bovengronds, en ook aan de tussenschachten en op- en neerbraken. Zij bedienen de lift en zijn vaak belast met het in- en uitladen van de mijnwagentjes (Vanwonterghem pag. 60). Zie voor het woordtype "klopper" (Q 117) ook het lemma Seinen Geven. [N 95, 132; N 95 133; monogr.; Vwo 109; Vwo 110; Vwo 700]
II-5
|
34522 |
seksen |
seksen:
sɛksǝ (Q113p Heerlen)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
selderie:
WBD/WLD
séldərĭĕ (Q113p Heerlen),
selderij:
selderéj (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
selderij || Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)]
I-7
|
28799 |
serge |
serge:
serge (Q113p Heerlen)
|
Licht gekeperde wollen stof waarvan de inslag minder glad en minder dicht is dan de ketting en slechts weinig in het gezicht komt. Volgens de informant van Q 16 is sergette serge waarin zijde is verwerkt. [N 62, 75d; N 59, 201]
II-7
|
31328 |
sergeant |
sergeant:
sɛržant (Q113p Heerlen)
|
Soort klem om werkstukken vast te klemmen. Het werktuig bestaat uit een geleider waaraan één deel van de bekken vast is bevestigd terwijl het andere deel glijdend heen en weer kan worden bewogen. In het beweegbare deel van de bekken is een draadspil aangebracht waarmee het werkstuk tegen de vaste bek wordt vastgeklemd. Zie ook afb. 62. [N 33, 274]
II-11
|