21289 |
soldaten |
soldaten:
saldo.ətə (Q113p Heerlen),
sàldòətə (Q113p Heerlen)
|
algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] || soldaten [RND]
III-3-1
|
31507 |
soldeerbout |
soldeerbout:
sǫldērbōt (Q113p Heerlen)
|
In het algemeen het werktuig waarmee men soldeert. Met een verhitte soldeerbout kan het soldeersel vloeibaar gemaakt worden. Er bestaan verschillende soorten soldeerbouten. Zie ook de lemmata "vuursoldeerbout", "benzinesoldeerbout", "gassoldeerbout" en "elektrische soldeerbout". [N 33, 195a-b; N 64, 16a; monogr.]
II-11
|
31512 |
soldeerlamp |
benzinelamp:
bɛnzinǝlamp (Q113p Heerlen),
lötlamp:
lyǝtlamp (Q113p Heerlen),
soldeerlamp:
sǫldērlamp (Q113p Heerlen),
spirituslamp:
špiritøslamp (Q113p Heerlen)
|
Brander waarmee een vlam kan worden ontwikkeld die heet genoeg is om soldeer te doen smelten en om soldeerbouten te verhitten. Zie ook afb. 188. Als brandstof voor de soldeerlamp werd door de informanten genoemd: zuivere benzine (L 423), benzine (Q 117, Q 118), gasoline (Q 121c) en lichte naphte (L 414). [N 33, 196a-b; N 64, 17a; monogr.]
II-11
|
31514 |
soldeersel |
soldeersel:
sǫldē̜rsǝl (Q113p Heerlen),
tin:
tīǝn (Q113p Heerlen)
|
Metaal of metaalmengsel dat dient om de oppervlakten van twee of meer verwarmde stukken metaal aan elkaar te verbinden. Men onderscheidt de soldeersels naar hun smeltpunt in zacht- en hardsoldeer. Zachtsoldeer smelt beneden 3000 C en laat zich met de soldeerbout verwerken. Hardsoldeer smelt bij hogere temperaturen en wordt verwerkt met een soldeerlamp. Zachtsoldeer is gewoonlijk samengesteld uit een mengsel van lood en tin. Als grondstoffen voor hardsoldeer worden onder meer koper, zink, zilver en soms ook goud gebruikt. Soldeersel kan in de vorm van staven, platen, draden, korrels of poeder geleverd worden. Smeertin is een soldeersel dat vaak door loodgieters wordt gebruikt. Bij verwarming gaat het eerst in een deegachtige toestand over waarin men het kan kneden en uitsmeren, waarna het pas vloeibaar wordt. Volgens de invuller uit L 423 bevatte tinsoldeersel 30 à 33% tin bij loodwerkzaamheden, 40 à 45% bij zinkwerkzaamheden en 50% bij speciaal werk. [N 33, 194; N 33, 198; N 33, 202; N 64, 26a; N 64, 26c; N 66, 36b; monogr.]
II-11
|
31517 |
soldeervloeimiddel |
salzsäure:
sals˲zø̜jǝr (Q113p Heerlen)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor de diverse soorten van middelen die bij het solderen worden gebruikt om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken, om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan en ook wel om het metaal of de soldeerbout te reinigen. [N 33, 200-202; N 33, 335; N 64, 27a-27b; N 64, 27d; N 66, 36c; monogr.]
II-11
|
27586 |
sollicitatie |
sollicitatie:
solǝsǝtāsi (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Emma]),
solǝsǝtāsjǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
sǫlǝsǝtāšǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
[N 95, 1001]
II-5
|
18428 |
soorten mouwen |
hemdsmouw:
hemsmouw (Q113p Heerlen)
|
hemdsmouw
III-1-3
|
28833 |
soorten patronen of dessins |
bloempje:
blømkǝ (Q113p Heerlen),
blokje:
blø̜kskǝ (Q113p Heerlen),
bolletje:
bølkǝ (Q113p Heerlen),
nopje:
nøpkǝ (Q113p Heerlen),
ruitje:
rȳtjǝ (Q113p Heerlen),
strijpje:
štripkǝ (Q113p Heerlen)
|
Diverse patronen of motieven in de stof. [N 62, 74b; MW]
II-7
|
18435 |
soorten rokken |
wikkelrok:
wikkelrok (Q113p Heerlen)
|
Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
18774 |
soorten schoenen |
gymschoen:
gimsjoon (Q113p Heerlen)
|
gymschoen
III-1-3
|