28340 |
spoorploeg |
spoorploeg:
špōrplōx (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
špǭǝrplōx (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
De ploeg die verantwoordelijk is voor het aanleggen van nieuwe sporen en het onderhouden van de bestaande. [N 95, 697; monogr.]
II-5
|
28333 |
spoorspijker |
schenennagel:
šenǝnāgǝl (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia]),
šenǝnāl (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Grote L-vormige spijker die men gebruikt om de rails van licht spoor op de houten dwarsligger te bevestigen. [N 95, 711]
II-5
|
21160 |
spoorweg |
spoorweg:
sjpaoərwèch (Q113p Heerlen)
|
een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28460 |
spoorwieltje |
spoorradje:
špoǝrręǝtjǝ (Q113p Heerlen)
|
Een wieltje aan een handvat dat dient om draden in een kunstraat te bevestigen. [N 63, 15]
II-6
|
34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝspōǝrǝ (Q113p Heerlen),
hānǝspǭrǝ (Q113p Heerlen),
hānǝšpōrǝ (Q113p Heerlen),
hānǝšpǭrǝ (Q113p Heerlen),
sporen:
spōrǝ (Q113p Heerlen)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
19707 |
sport van een stoel |
spaak:
špāk (Q113p Heerlen)
|
ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)]
III-2-1
|
20449 |
spotnaam voor hoge hoed |
hoge zijden:
hoeëge zieje (Q113p Heerlen),
kachelpijp:
kachelpieëp (Q113p Heerlen)
|
hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
19359 |
spotten |
de gek houden:
dər-gèk-houwə (Q113p Heerlen),
dər-gèk-hōūwə (Q113p Heerlen),
spotten:
sjpóttə (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
24248 |
spotvogel |
aapje:
êpke (Q113p Heerlen)
|
spotvogel
III-4-1
|
30098 |
spouw |
spouw:
špǫw (Q113p Heerlen)
|
De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.]
II-9
|