17915 |
sprokkelen |
(hout) rapen:
hoot rape (Q113p Heerlen),
sprokkelen:
sjprókkələ (Q113p Heerlen)
|
sprokkelen [SGV (1914)] || Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
27900 |
sprong |
sprong:
šproŋ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
šprǫŋk (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits])
|
Aantal centimeters dat een stijl uit het lood staat. [N 95, 294; monogr.]
II-5
|
21545 |
sprookje |
vertelseltje:
vərtèlsəlkə (Q113p Heerlen)
|
een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21007 |
spruiten |
spruiten:
sproute (Q113p Heerlen),
spruitjes:
korte uu klank
schprūūtjes (Q113p Heerlen)
|
spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)]
III-2-3
|
24516 |
spruiten, uitbotten |
spruiten:
WBD/WLD
sjprōētə (Q113p Heerlen)
|
Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
brabantse spruiten:
Brabantsche schproete (Q113p Heerlen),
spruiten:
schproete (Q113p Heerlen),
sjproete (Q113p Heerlen),
sproute (Q113p Heerlen),
Nb. (lange oe). (Brusselse)
sjproete (Q113p Heerlen),
spruitkool:
sjproehtkoehl (Q113p Heerlen)
|
[N Q (1966)]spruiten [SGV (1914)] || spruitjes
I-7
|
17910 |
spuiten |
proetsen:
proetsje (Q113p Heerlen),
sprietsen:
schprietse (Q113p Heerlen),
sjprĭĕtsə (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
spritsen (<du.):
sjpriĕtsə (Q113p Heerlen),
spuiten:
sjpeutə (Q113p Heerlen)
|
persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten [SGV (1914)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)]
III-1-2, III-4-4
|
33266 |
spurrieschoof |
bussel:
bøsǝl (Q113p Heerlen)
|
Pas gemaaide en gebonden spurrieschoof. In L 164, 266, 270, 289*, 289b, 290, 291, 320, 325 en 387 wordt opgemerkt dat spurrie niet werd gebonden, maar op staken gezet. De zegsman uit L 320 is uitvoerig: "De spurrie werd vroeger gedroogd aan stokken met de lengte van bonestaken, echter dikker. Onder om deze ¯spörriestaek¯ werd eerst een strowis strak vastgebonden, tegen het afzakken van de spurrie. De te drogen spurrie werd vervolgens in lange losse rollen gewikkeld en om de staken gedraaid. In latere tijd -na de tijd dat de spurrie op spörriestaek werd gedroogd- had men een andere methode: gewone bonenstaken werden schuin en dicht naast elkaar tegen een muur of meestal tegen een tuinheg (betere droging) gezet. Hier werd de spurrie los opgestapeld. Deze noemde men ɛhalleɛ. [N 15, 18f]
I-5
|
19428 |
spuwbakje, kwispedoor |
spuibak:
Verklw. sjpuibeksjke
sjpuibak (Q113p Heerlen)
|
kwispedoor
III-2-1
|
33515 |
staakbonen |
rijzererwten:
riezer erten (Q113p Heerlen),
stekkenbonen:
stekke boene (Q113p Heerlen)
|
[N Q (1966)]
I-7
|