24978 |
blijven hangen, blijven plakken |
hokken:
hŏĕkkə (Q113p Heerlen),
kleven:
klêêvə (Q113p Heerlen),
plakken:
plèkkə (Q113p Heerlen),
pleisteren:
plîestərə (Q113p Heerlen)
|
ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
blīēvə (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
paalhouden:
pòəlhaotə (Q113p Heerlen),
wachten:
wáchtə (Q113p Heerlen),
wijlen:
wèjlə (Q113p Heerlen)
|
ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33780 |
blijvend gebit |
paardstand:
pērstant (Q113p Heerlen)
|
Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b]
I-9
|
27659 |
blijvend invalide |
blijvend invalide:
blīvǝnt envalit (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits]),
blijvend kreupel:
blīvǝnt krøpǝl (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
invalide:
envalit (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
[N 95, 968]
II-5
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
der bliksem (Q113p Heerlen),
blits:
blits (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
d⁄r blits (Q113p Heerlen),
zeebrand:
zieëbrank (Q113p Heerlen)
|
bliksem [SGV (1914)] || bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemflits, weerlicht || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25113 |
bliksemen |
blitsen:
blitse (Q113p Heerlen),
et blits (Q113p Heerlen),
et blitsde (Q113p Heerlen),
⁄t blitst (Q113p Heerlen)
|
bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || bliksemen, weerlichten || het bliksemt [SGV (1914)]
III-4-4
|
30444 |
blind anker |
blinde anker:
bleŋǝ aŋkǝr (Q113p Heerlen)
|
Muuranker dat aan de buitenzijde van de muur niet zichtbaar is. [N 31, 39; N 54, 123a]
II-9
|
29006 |
blinde naad |
blinde naad:
bleŋǝ nǭt (Q113p Heerlen)
|
De naad die ontstaat bij het binnenstebuitennaaien. [N 36, 45]
II-10
|
27763 |
blinde schacht, tussenschacht |
blinde schacht:
bleŋǝ šax (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
tussenschacht:
tøsǝšax (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia]),
tø̜šǝšax (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Een schacht die niet aan de oppervlakte uitmondt. Een dergelijke schacht wordt aangelegd om steenkoollagen te ontsluiten die tussen de verdiepingen zijn gelegen, en soms voor ventilatie- of vervoersdoeleinden. Zo merkt de respondent uit Q 3 voor de mijnen uit Winterslag en Waterschei op dat de "stortkoker" een blinde schacht is waar kolen en steen door afgevoerd worden en de "luchtschouw" een blinde schacht die uitsluitend wordt gebruikt voor de luchtverversing. Het verschil tussen een opbraak of een neerbraak en een tussenschacht was in de Nederlandse mijnen gelegen in het feit dat in een tussenschacht personenvervoer door middel van liftkooien was toegestaan. [N 95, 78; N 95, 181; monogr.; Vwo 134; Vwo 138; Vwo 206; Vwo 804]
II-5
|
20686 |
blinde vink |
blinde vink:
bling vink (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
Eigen syst.
bling vinke (Q113p Heerlen)
|
Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|