23159 |
touwtjespringen |
koordspringen:
koatsjpringe (Q113p Heerlen),
touwtjespringen:
tuikesjpringe (Q113p Heerlen),
/
tuike sjpringe (Q113p Heerlen)
|
touwtje springen [SND (2006)] || Touwtjespringen.
III-3-2
|
18917 |
traag |
langzaam:
lankzaam (Q113p Heerlen),
traag:
tròəch (Q113p Heerlen),
vuil:
voel (Q113p Heerlen),
vōēl (Q113p Heerlen)
|
niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)] || traag [SGV (1914)]
III-1-4
|
21818 |
traag praten |
zemelen:
zèèmmələ (Q113p Heerlen)
|
traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19363 |
trage vrouw |
trage, een -:
tròch (Q113p Heerlen)
|
een domme trage vrouw [sarut, sara] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21384 |
trakteren |
aufwarten (du.):
Hgd. aufwarten - [?, cf. Kerkrade Wb. (pag. 197): opwade, 1. opwachten; 2. bedienen]
opwade (Q113p Heerlen),
trakteren (<lat.):
trakteere (Q113p Heerlen)
|
trakteeren [SGV (1914)]
III-3-1
|
19852 |
tralie |
staketsel:
štākɛtsəl (Q113p Heerlen)
|
traliewerk, heining, palissade, staketsel
III-2-1
|
17731 |
tranende ogen |
leeps:
läpsch (Q113p Heerlen),
soepogen:
soepooge (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
sopooge (Q113p Heerlen),
supoege (Q113p Heerlen),
traanogen:
traanoge (Q113p Heerlen),
troanooge (Q113p Heerlen)
|
leepogig [SGV (1914)] || oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28231 |
transport |
vervoer:
vǝrvø̄r (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Algemene benaming voor alles wat in het ondergronds bedrijf verband houdt met het vervoeren van personeel, materiaal, kolen en stenen. [N 95, 610; N 95, 611; monogr.; Vwo 787; Vwo 827]
II-5
|
28367 |
transportband, bandtransporteur |
band:
band (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia]),
bant (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
vorderband:
vø̜rdǝrbant (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Emma])
|
Band zonder einde die tussen twee keerrollen en over een aantal draagrollen loopt. De band dient voor het transport van kolen of stenen en in sommige gevallen ook voor het vervoer van personen. Het woordtype "meco" van de respondenten uit L 417 en Q 3 duidt op de naam van de firma die de banden fabriceert (Defoin pag. 92). [N 95, 635; Vwo 89; Vwo 661; Vwo 788]
II-5
|
28384 |
transporteurmotor |
transporteurmotor:
transpǫrtø̄rmōtǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale])
|
De motor van een kettingtransporteur. De opgaven "gustomotor" en "beienmotor" uit Q 21 duiden de motor van de transporteurs van respektievelijk de fabrieken Gusto en Beien aan. [N 95, 605b]
II-5
|