e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
touwtjespringen koordspringen: koatsjpringe (Heerlen), touwtjespringen: tuikesjpringe (Heerlen), /  tuike sjpringe (Heerlen) touwtje springen [SND (2006)] || Touwtjespringen. III-3-2
traag langzaam: lankzaam (Heerlen), traag: tròəch (Heerlen), vuil: voel (Heerlen), vōēl (Heerlen) niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)] || traag [SGV (1914)] III-1-4
traag praten zemelen: zèèmmələ (Heerlen) traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)] III-3-1
trage vrouw trage, een -: tròch (Heerlen) een domme trage vrouw [sarut, sara] [N 85 (1981)] III-1-4
trakteren aufwarten (du.): Hgd. aufwarten - [?, cf. Kerkrade Wb. (pag. 197): opwade, 1. opwachten; 2. bedienen]  opwade (Heerlen), trakteren (<lat.): trakteere (Heerlen) trakteeren [SGV (1914)] III-3-1
tralie staketsel: štākɛtsəl (Heerlen) traliewerk, heining, palissade, staketsel III-2-1
tranende ogen leeps: läpsch (Heerlen), soepogen: soepooge (Heerlen, ... ), sopooge (Heerlen), supoege (Heerlen), traanogen: traanoge (Heerlen), troanooge (Heerlen) leepogig [SGV (1914)] || oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1
transport vervoer: vǝrvø̄r (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) Algemene benaming voor alles wat in het ondergronds bedrijf verband houdt met het vervoeren van personeel, materiaal, kolen en stenen. [N 95, 610; N 95, 611; monogr.; Vwo 787; Vwo 827] II-5
transportband, bandtransporteur band: band (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]), bant (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), vorderband: vø̜rdǝrbant (Heerlen  [(Emma)]   [Emma]) Band zonder einde die tussen twee keerrollen en over een aantal draagrollen loopt. De band dient voor het transport van kolen of stenen en in sommige gevallen ook voor het vervoer van personen. Het woordtype "meco" van de respondenten uit L 417 en Q 3 duidt op de naam van de firma die de banden fabriceert (Defoin pag. 92). [N 95, 635; Vwo 89; Vwo 661; Vwo 788] II-5
transporteurmotor transporteurmotor: transpǫrtø̄rmōtǝr (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]) De motor van een kettingtransporteur. De opgaven "gustomotor" en "beienmotor" uit Q 21 duiden de motor van de transporteurs van respektievelijk de fabrieken Gusto en Beien aan. [N 95, 605b] II-5