17928 |
trant |
gang:
gánk (Q113p Heerlen)
|
gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19378 |
trap |
trap:
ing schmaale trap (Q113p Heerlen),
trap (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
trap || trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
30057 |
trapfundering |
fondering met versnijding:
fǫndēreŋ met ˲vǝršnijeŋ (Q113p Heerlen),
versneden fundering:
vǝršnęjǝ føndēreŋ (Q113p Heerlen)
|
Gemetselde fundering die met versnedingen naar boven toe steeds smaller wordt. Doorgaans wordt het metselwerk daartoe om de twee lagen aan weerskanten met een klezoor verminderd. Als basis voor dit soort funderingen wordt gebruikt gemaakt van een 'vlijlaag', een laag metselstenen op hun plat die in een zandlaag worden gelegd, of van een 'straatlaag', een laag metselstenen die op hun kant in een zandlaag rusten. Zie ook afb. 25a. [N 31, 2a]
II-9
|
19941 |
trapgat |
traplok:
traploak (Q113p Heerlen)
|
trapgat
III-2-1
|
19710 |
trapleer |
huishoudtrap:
hūshǫwttrap (Q113p Heerlen),
trapledder:
traplɛdǝr (Q113p Heerlen)
|
Uitklapbare ladder met platte treden en steunende tweepoot. [N 67, 63f]
II-9
|
19809 |
trapleuning |
leen:
līǝn (Q113p Heerlen)
|
Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.]
II-9
|
17958 |
trappelen |
drentelen:
[sic]
tréntələ (Q113p Heerlen)
|
Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33852 |
trappelende bewegingen maken |
trampelen:
trampǝlǝ (Q113p Heerlen)
|
Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71]
I-9
|
19903 |
trapportaal |
trapportaal:
trapportoal (Q113p Heerlen)
|
trapportaal
III-2-1
|
29994 |
trascement |
trascement:
tras[cement] (Q113p Heerlen)
|
Cementsoort die wordt verkregen door het mengen en malen van portlandcement en tras in de verhouding 30% tras en 70% cement of 40% tras en 60% cement. Tras is een gesteente van vulcanische oorsprong. Het wordt onder meer aangetroffen in het Eifelgebergte. Volgens de invuller uit L 330 verkrijgt men uit trascement een sterke specie die waterbestendig is. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(cement)' het lemma 'Cement'. [N 30, 35b; monogr.]
II-9
|