28090 |
verleggen |
ombouwen:
ømbǫwǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale]),
ǫmbowǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Winterslag, Waterschei]),
omleggen:
ømlęgǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
ømlɛqǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia]),
ǫmlɛqǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Emma])
|
Het transportmiddel in een pijler van het oude naar het nieuwe pand verplaatsen. In tegenstelling tot het "verschuiven" wordt de transportinstallatie daarbij gedemonteerd en in het nieuwe pand weer opgebouwd. [N 95, 493; monogr.; N 95, 267; Vwo 226; Vwo 549]
II-5
|
21393 |
verliezen |
verlieren:
Zie ook: verleze.
verlere (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
verliezen:
verleeze (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
Zie ook: verlere.
verleze (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
verliezen [SGV (1914)] || Verliezen.
III-3-1, III-3-2
|
27623 |
verlof, vrije dag |
verlof:
verlof (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Wilhelmina]),
vǝrlǫf (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
verlofschicht:
vǝrlǫfšix (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Van vakantie spraken de mijnwerkers niet. Men nam een verlofdag en deze was dan "de mooiste werkdag". [N 95, 121; N 95, 122; N 95, 123; monogr.; N 95, 920; Vwo 248]
II-5
|
19338 |
vermaak |
spa (du.):
sjpas (Q113p Heerlen),
vermaak:
vərmáák (Q113p Heerlen)
|
een handeling waardoor men plezier beleeft [vermaak, amusement] [N 85 (1981)] || vermaak
III-1-4
|
25091 |
vermengen |
mischen (du.):
mĭĕsjə (Q113p Heerlen),
ondereen mischen (du.):
óngəreemĭĕsjə (Q113p Heerlen)
|
in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18853 |
vermoeden |
menen:
meening (Q113p Heerlen)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25098 |
vernielen |
verruneren:
verinneweere (Q113p Heerlen),
(vgl, Fransche ruineur?0.
veränneweere (Q113p Heerlen)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|
30605 |
vernis |
vernis:
vǝrnes (Q113p Heerlen)
|
Bij kamertemperatuur vloeibare massa, die in dunne lagen over voorwerpen wordt gestreken en daarop een doorschijnende, tegen de invloed van lucht en water beschermende bedekking vormt. Vernis bestaat uit een oplossing van harsen in lijn- of terpentijnolie of andere oplosmiddelen. [N 67, 21a; monogr.]
II-9
|
30706 |
vernissen |
vernissen:
vǝrnesǝ (Q113p Heerlen)
|
Met vernis bestrijken. Een dunne laag uitgestreken vernis droogt op tot een glanzende, doorschijnende laag. Vernis kan zowel gebruikt worden als bescherming voor onderliggende verflagen als ter verfraaiing. [N 67, 66b; monogr.]
II-9
|
24997 |
verpulveren |
verpoederen:
vərpōējərə (Q113p Heerlen),
verpulveren:
vərpolferə (Q113p Heerlen)
|
tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|