e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voergang in de paardestal voerij: vrēi̯ (Heerlen  [(zolder)]  ), vręi̯ (Heerlen), vōręi̯ (Heerlen) De gang, soms ook een grotere ruimte, in de paardestal vanwaaruit de paarden gevoerd worden. In de voergang sliep vaak de paardeknecht en stond de kist met haver en/of haksel (soms onder het bed van de knecht, Q 154). De voergang als slaapplaats van de knecht werd soms tot een apart vertrek in de paardestal. Als de knecht op zolder sliep, kon deze zolder ook wel met voederij aangeduid worden (Q 111). Zie ook de toelichting bij het lemma "slaapplaats van de knecht bij het vee" (2.3.10) en de daar genoemde lemmata. [N 5A, 59a en 59f; S 50; monogr.] I-6
voering, voeringstof voer: vōr (Heerlen), voering: vōreŋ (Heerlen) Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.] II-7
voerman paardsjong: pēǝtsjǫŋ (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]), pę̄ǝtsjoŋ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), paardsvoerlui: pęǝtsvōrly (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), paardsvoerman: pęǝtsvōrman (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma]) De man die bij het ondergronds kolentransport de paarden leidde. [N 95, 936; N 95, 937] II-5
voerman op de maaimachine aflegger: āf˱lɛgǝr (Heerlen) De opgaven bestaan vaak uit omschrijvingen en er is weinig echte terminologie; vergelijk ook het lemma ''afleggen'' (4.4.3). [N J, 3a; monogr.] I-4
voerschep varkenspan: vɛrkǝspan (Heerlen) Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b] I-11
voertuig gevaar: Van Dale: gevaar, 2. (gew.) rijtuig, wagen.  gəvēēr (Heerlen) de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)] III-3-1
voet voet: veut (Heerlen), voot (Heerlen, ... ) voet [SGV (1914)] || Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)] || voeten [SGV (1914)] III-1-1
voet (alternatieve benamingen) poot: poeht (Heerlen), pūët (Heerlen) Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)] III-1-1
voet van de pijler pijlervoet: [pijler]vōt (Heerlen  [(Emma)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), strebonderste: štrēpoŋǝštǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Zwartberg, Eisden]), strebvoet: [streb]vōt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]) Gewoonlijk het laagstliggende einde van de pijler; hier worden over het algemeen de in de pijler gewonnen kolen afgevoerd. Voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zie men het lemma Pijler. [N 95, 279] II-5
voet, maat van 0,28 m voet: voot (Heerlen) de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)] III-4-4