33385 |
voergang in de paardestal |
voerij:
vrēi̯ (Q113p Heerlen
[(zolder)]
),
vręi̯ (Q113p Heerlen),
vōręi̯ (Q113p Heerlen)
|
De gang, soms ook een grotere ruimte, in de paardestal vanwaaruit de paarden gevoerd worden. In de voergang sliep vaak de paardeknecht en stond de kist met haver en/of haksel (soms onder het bed van de knecht, Q 154). De voergang als slaapplaats van de knecht werd soms tot een apart vertrek in de paardestal. Als de knecht op zolder sliep, kon deze zolder ook wel met voederij aangeduid worden (Q 111). Zie ook de toelichting bij het lemma "slaapplaats van de knecht bij het vee" (2.3.10) en de daar genoemde lemmata. [N 5A, 59a en 59f; S 50; monogr.]
I-6
|
28819 |
voering, voeringstof |
voer:
vōr (Q113p Heerlen),
voering:
vōreŋ (Q113p Heerlen)
|
Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.]
II-7
|
28326 |
voerman |
paardsjong:
pēǝtsjǫŋ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia]),
pę̄ǝtsjoŋ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
paardsvoerlui:
pęǝtsvōrly (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
paardsvoerman:
pęǝtsvōrman (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma])
|
De man die bij het ondergronds kolentransport de paarden leidde. [N 95, 936; N 95, 937]
II-5
|
33054 |
voerman op de maaimachine |
aflegger:
āf˱lɛgǝr (Q113p Heerlen)
|
De opgaven bestaan vaak uit omschrijvingen en er is weinig echte terminologie; vergelijk ook het lemma ''afleggen'' (4.4.3). [N J, 3a; monogr.]
I-4
|
34288 |
voerschep |
varkenspan:
vɛrkǝspan (Q113p Heerlen)
|
Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b]
I-11
|
21134 |
voertuig |
gevaar:
Van Dale: gevaar, 2. (gew.) rijtuig, wagen.
gəvēēr (Q113p Heerlen)
|
de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17777 |
voet |
voet:
veut (Q113p Heerlen),
voot (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen)
|
voet [SGV (1914)] || Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)] || voeten [SGV (1914)]
III-1-1
|
17799 |
voet (alternatieve benamingen) |
poot:
poeht (Q113p Heerlen),
pūët (Q113p Heerlen)
|
Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
27996 |
voet van de pijler |
pijlervoet:
[pijler]vōt (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
strebonderste:
štrēpoŋǝštǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Zwartberg, Eisden]),
strebvoet:
[streb]vōt (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale])
|
Gewoonlijk het laagstliggende einde van de pijler; hier worden over het algemeen de in de pijler gewonnen kolen afgevoerd. Voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zie men het lemma Pijler. [N 95, 279]
II-5
|
25309 |
voet, maat van 0,28 m |
voet:
voot (Q113p Heerlen)
|
de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)]
III-4-4
|