27804 |
voorbereiding |
voorbereiding:
vȳrbǝręjdeŋ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
voorrichting:
vȳǝrrexteŋ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Willem-Sophia])
|
Werken in een koollaag die worden uitgevoerd na de ontsluiting maar vóór de winning. "Verzamelnaam voor alles wat en iedereen die zich bezighoudt met de voorbereidende ondergrondse werken tot het winnen van de kolen" (Vanwonterghem pag. 180). [N 95, 167; monogr.; Vwo 627; Vwo 843]
II-5
|
27806 |
voorbereidingsploeg |
voorbereidingsploeg:
vȳrbǝręjdeŋsplōx (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia]),
voorrichtingsploeg:
vȳrrexteŋsplōx (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits])
|
[N 95, 177; N 95, 176; monogr.]
II-5
|
27805 |
voorbereidingspost |
voorbereidingspost:
vȳrbǝręjdeŋspos (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia]),
voorrichtingspost:
vȳrrexteŋspǫs (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale])
|
Front van de galerij waar de voorbereidingsploeg de galerij verder in de koollaag en het gesteente drijft. [N 95, 176; monogr.]
II-5
|
19767 |
voordeur, huisdeur |
beijeswin:
bargoens
beijeswin (Q113p Heerlen),
huisdeur:
Verklw. hoesduurke
hoesduur (Q113p Heerlen),
voordeur:
vuurduur (Q113p Heerlen)
|
huisdeur || voordeur
III-2-1
|
27933 |
voorgespannen kap |
voorgespande kap:
vȳrgǝšpandǝ kap (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
voorgespannen kap:
vȳǝrgǝšpanǝ kap (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Wilhelmina]),
voorspankap:
vȳršpankap (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Kap die bij voorgedreven betimmering wordt gebruikt en die gedragen wordt door de aan de reeds bestaande ondersteuning bevestigde voorspanbalken. [N 95, 363; monogr.]
II-5
|
30092 |
voorgevel |
buitenmuur:
būtǝ[muur] (Q113p Heerlen)
|
De muur die de voorzijde van het bouwwerk vormt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 33a; monogr.]
II-9
|
29951 |
voorhamer |
voorhamer:
vȳrhāmǝr (Q113p Heerlen),
zware hamer:
šwǫarǝ hāmǝr (Q113p Heerlen)
|
Zware ijzeren hamer met een lange steel die wordt gebruikt om breuksteen stuk te slaan. Zie ook afb. 13. [N 30, 18c] || Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.]
II-11, II-9
|
17747 |
voorhoofd |
kop:
a gene kop (Q113p Heerlen),
ster:
sjtieër (Q113p Heerlen),
sjtíér (Q113p Heerlen)
|
voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
31263 |
voorijzer |
hoefijzer van de voorpoot:
hōf˱īzǝr van dǝr vȳrpūǝt (Q113p Heerlen)
|
Hoefijzer voor de voorhoef van het paard. De vorm van het voorijzer is doorgaans ronder dan dat van het achterijzer. Zie ook afb. 223a. [N 33, 353; N 33, 354a; monogr.]
II-11
|
33799 |
voorknie |
voorknie:
vȳǝrknēi̯ (Q113p Heerlen)
|
Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9
|