e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorbereiding voorbereiding: vȳrbǝręjdeŋ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), voorrichting: vȳǝrrexteŋ (Heerlen  [(Emma)]   [Willem-Sophia]) Werken in een koollaag die worden uitgevoerd na de ontsluiting maar vóór de winning. "Verzamelnaam voor alles wat en iedereen die zich bezighoudt met de voorbereidende ondergrondse werken tot het winnen van de kolen" (Vanwonterghem pag. 180). [N 95, 167; monogr.; Vwo 627; Vwo 843] II-5
voorbereidingsploeg voorbereidingsploeg: vȳrbǝręjdeŋsplōx (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]), voorrichtingsploeg: vȳrrexteŋsplōx (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]) [N 95, 177; N 95, 176; monogr.] II-5
voorbereidingspost voorbereidingspost: vȳrbǝręjdeŋspos (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]), voorrichtingspost: vȳrrexteŋspǫs (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]) Front van de galerij waar de voorbereidingsploeg de galerij verder in de koollaag en het gesteente drijft. [N 95, 176; monogr.] II-5
voordeur, huisdeur beijeswin: bargoens  beijeswin (Heerlen), huisdeur: Verklw. hoesduurke  hoesduur (Heerlen), voordeur: vuurduur (Heerlen) huisdeur || voordeur III-2-1
voorgespannen kap voorgespande kap: vȳrgǝšpandǝ kap (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), voorgespannen kap: vȳǝrgǝšpanǝ kap (Heerlen  [(Emma)]   [Wilhelmina]), voorspankap: vȳršpankap (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) Kap die bij voorgedreven betimmering wordt gebruikt en die gedragen wordt door de aan de reeds bestaande ondersteuning bevestigde voorspanbalken. [N 95, 363; monogr.] II-5
voorgevel buitenmuur: būtǝ[muur] (Heerlen) De muur die de voorzijde van het bouwwerk vormt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 33a; monogr.] II-9
voorhamer voorhamer: vȳrhāmǝr (Heerlen), zware hamer: šwǫarǝ hāmǝr (Heerlen) Zware ijzeren hamer met een lange steel die wordt gebruikt om breuksteen stuk te slaan. Zie ook afb. 13. [N 30, 18c] || Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.] II-11, II-9
voorhoofd kop: a gene kop (Heerlen), ster: sjtieër (Heerlen), sjtíér (Heerlen) voorhoofd [DC 01 (1931)] III-1-1
voorijzer hoefijzer van de voorpoot: hōf˱īzǝr van dǝr vȳrpūǝt (Heerlen) Hoefijzer voor de voorhoef van het paard. De vorm van het voorijzer is doorgaans ronder dan dat van het achterijzer. Zie ook afb. 223a. [N 33, 353; N 33, 354a; monogr.] II-11
voorknie voorknie: vȳǝrknēi̯ (Heerlen) Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11] I-9