32970 |
wortel |
wortel:
wǫtǝl (Q113p Heerlen)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
wòttel (Q113p Heerlen),
mv.; verkl.w.: wòttele; wuttelke
wòttel (Q113p Heerlen),
WBD/WLD
wóttəl (Q113p Heerlen)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel [SGV (1914)]
III-4-3
|
20733 |
wortelenvlaai |
moerenvla:
Eigen syst.
mōērevla (Q113p Heerlen)
|
Vla met vulling van wortelen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33563 |
worteltje |
moortjes:
muurkes (Q113p Heerlen),
moren:
moere (Q113p Heerlen)
|
De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)]
I-7
|
20917 |
wrang |
stroef:
stroef (Q113p Heerlen),
wrang:
vraŋ (Q113p Heerlen),
wrang (Q113p Heerlen)
|
stroef; welk woord gebruikt men voor stroef (zoor, week, wrang, stroef, rins) [DC 28 (1956)] || Wrang is een besmettelijke uierontsteking van droogstaande weidedieren. De ziekte treedt op in de zomermaanden, meestal bij meer dieren tegelijk in een weide. Eén of meer uierkwartieren veretteren. Het zieke kwartier zwelt, voelt hard en warm aan en is zeer pijnlijk. Het uiervocht is dun en vloeibaar van een gele of grauwe kleur, meestal echter dik en bruinachtig. De oorzaak is de gewone etterbacterie. Niet altijd worden wrang en mastitis scherp van elkaar onderscheiden. [N 52, 6a; A 48A, 11a; monogr]
I-11, III-2-3
|
18117 |
wrat |
wrattel:
vrattel (Q113p Heerlen)
|
wrat [SGV (1914)]
III-1-2
|
17679 |
wreef |
wregel:
vreel (Q113p Heerlen),
vregel (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
wregel (Q113p Heerlen)
|
wreef [SGV (1914)] || wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
19354 |
wrevelig (zijn) |
gauw getreden:
gòw-gətròənə (Q113p Heerlen),
kruttelig:
kruttelig (Q113p Heerlen),
lastig:
lestig (Q113p Heerlen),
tegendraads:
teëgedroads (Q113p Heerlen)
|
gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)] || wrevelig || wrevelig, korzel, gemelijk
III-1-4
|
30621 |
wrijfsteen |
wrijfsteen:
vrīfštē (Q113p Heerlen)
|
Matglazen of marmeren plaat waarop met behulp van een glazen of stenen loper kleine hoeveelheden verf worden aangemaakt. De verf wordt daartoe in kleine hoeveelheden, tot een dikke, rulle pasta aangemengd, op de steen gebracht en zo lang gewreven tot een volkomen homogene massa verkregen is. [N 67, 26d]
II-9
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vrīēvə (Q113p Heerlen)
|
Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|