e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

Gevonden: 6886
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bout bout: bolts (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Winterslag, Waterschei]), bōt (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), moer: mōr (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) [N 95, 351; N 95, 746; monogr.; Vwo 173] II-5
bouwemmer tob: tǫp (Heerlen) Houten of metalen, tegenwoordig ook van kunststof vervaardigde emmer die door de metselaars wordt gebruikt om er water, mortel, enz. in te doen. [N 30, 23b; monogr.] II-9
bouwen bouwen: bōwǝ (Heerlen) Het maken van de wasraat door de bijen. Steeds begint de zwerm met het bouwen van de werkbijenraat, het zogenaamde fijn werk. Vervolgens gaat ze over tot het maken van grof werk of darrenraat. Normaal bouwt de zwerm van boven naar beneden d.w.z. de punt van de zeshoek wijst naar beneden, maar ze kan ook andersom werken. Onder alle omstandigheden blijft de zwerm echter efficiënt werken. [N 63, 16a; Ge 37, 54] II-6
bouwgrond funderingsvoet: føndēreŋs˲vōt (Heerlen), zandlaag: zaŋklǭx (Heerlen) De vaste grond die de basis vormt voor de fundering. Wanneer men gebruik maakt van zand als basislaag, wordt dit doorgaans aangestampt of met behulp van water verdicht. Dit laatste noemde men in K 278 'aanwateren' ('anwowǝtǝrǝn'). De woordtypen 'vlijlaag' en 'werkvloer' duiden respectievelijk de basislaag aan van een gemetselde fundering en van een fundering die is uitgevoerd in gewapend beton. [N 31, 3a; monogr.] II-9
bouwland akker: akǝr (Heerlen), akkergrond: akǝrgrōnt (Heerlen), akǝrgrōŋk (Heerlen), akkerland: akkerland (Heerlen), bouwland: buwlānt (Heerlen), eind: (Heerlen), gewande: gewande (Heerlen), (mv)  gǝwęŋ (Heerlen), land: lant (Heerlen), laŋk (Heerlen), veld: vɛlt (Heerlen) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bouwval barak: brak (Heerlen) bouwval III-2-1
bouwvoor bouwvoor: bōu̯[voor] (Heerlen) De bouwvoor of teellaag van akker- en tuingrond is de door regelmatig ploegen of spitten en bemesten vruchtbaar gemaakte humusrijke bovenlaag, waarin de gewassen wortel schieten. De dikte van deze laag komt overeen met de diepte van de geploegde of gespitte zaaivoor. Van de opgesomde termen zijn er sommige ook toepasselijk op een bepaalde (goede) grondsoort of op vruchtbare grond in het algemeen. [N 27, 26a + b; N 11A, 129f + 137a; A 47, 4d] I-1
boven tegen het dak bovenweer: bǭǝvǝwēr (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale, Wilhelmina]), ovenweer: ǭǝvǝwēr (Heerlen  [(Emma)]   [Emma]) Boven tegen het dak van een mijngang. De opgaven "ovenweer", "in de kop" en "in de verst" zijn specifiek van toepassing op het bovenste gedeelte van een steengang (Lochtman pag. 59). [N 95, 195; monogr.] II-5
bovenbeen opperarm: opǝrarǝm (Heerlen) Zie afbeelding 2.21. [N 8, 32.3] I-9
bovendeel van de rug pokkel: der poekel (Heerlen), hier dus niet in de betekenis van bult  poekel (Heerlen), op der poekel zitten  poekel (Heerlen) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] III-1-1