25462 |
bul waarmee men de ribben in stukken hakt |
slachtmes:
šlaxmɛts (Q113p Heerlen)
|
Met deze bijl kan ook een soort hakmes bedoeld worden. [N 28, 105]
II-1
|
25220 |
bulderen van de storm |
bulderen:
böldərə (Q113p Heerlen)
|
een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21349 |
bullebak |
bolles:
vgl. Heerlen Wb. (pag. 292): bölles, 1. knar [zie ook: knutsj].
bölləs (Q113p Heerlen),
bullebak:
#NAME?
bullebak (Q113p Heerlen),
ongehobbelde, een ~:
óngəhŏĕbbəldə (Q113p Heerlen)
|
iemand die probeert door nors, ruw optreden anderen bang te maken [woew, bietebouw, bullebak] [N 85 (1981)] || norsch (barsch) [SGV (1914)]
III-3-1
|
30087 |
bult |
buik:
būǝk (Q113p Heerlen),
bult:
bø̜lt (Q113p Heerlen)
|
Naar voren komend gedeelte van het metselwerk van een muur. Bulten in een muur kunnen ontstaan door onnauwkeurig metselwerk. Ook door ouderdom of verzwakking van het metselwerk kunnen muren uitzetten en zo bulten ontwikkelen. [N 31, 47b]
II-9
|
28499 |
bultbroed |
bultbroed:
bøltbrut (Q113p Heerlen)
|
Darrenbroed ontstaan uit eitjes van een leggende werkbij. De cellen worden door de werksters in dit geval voorzien van een zeer hoog gewelfd deksel, vandaar de benaming bultbroed. Bultbroed kan echter ook ontstaan, wanneer een gewone moer onbevrucht is gebleven of door ouderdom of letsel niet langer in staat is bevruchte eieren af te zetten. Deze moer wordt dan ook darrenbroedig. [N 63, 62b; N 63, 27; N 63, 24b]
II-6
|
21118 |
bundel groenten |
bussel:
WBD/WLD
bössəl (Q113p Heerlen)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33102 |
bundel zangen |
bussel:
bøsǝl (Q113p Heerlen)
|
Samengebonden bundeltjes geraapte halmen. [N 15, 37; JG 2c; monogr.]
I-4
|
25058 |
bundel, bussel |
bussel:
(stro).
busjel strue (Q113p Heerlen)
|
bundel [SGV (1914)]
III-4-4
|
25251 |
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) |
bunder:
bonder (Q113p Heerlen),
būndər (Q113p Heerlen),
hectare:
hèktaar (Q113p Heerlen)
|
bunder [SGV (1914)] || de maat die een oppervlakte aangeeft van 10.000 vierkante meter [bunder, hond, hectare] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27711 |
bunkerruimte |
bunker:
bøŋkǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Bunker waarin bijvoorbeeld kolen (Q 121, Q 121c) of cokes (L 426) kunnen worden opgeslagen. [N 95, 108; monogr.]
II-5
|