21717 |
accijns |
accijns (<lat.):
àksèjns (Q113p Heerlen)
|
de belasting op etenswaren [accijns] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28214 |
accu van petlamp |
accu:
accu (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia]),
aky (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De accu van de petlamp die aan de gordel wordt bevestigd en door middel van een kabel met de petlamp is verbonden. [N 95, 252; monogr.]
II-5
|
28215 |
acculoog |
accuzuur:
akyzūr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Het zuur waarmee de accu van de elektrische lampen is gevuld. [N 95, 254]
II-5
|
19021 |
achterdocht |
achterdocht:
m.
achterdoch (Q113p Heerlen)
|
achterdocht [SGV (1914)]
III-1-4
|
18854 |
achterdochtig |
achterdochtig:
àchtərdóchtich (Q113p Heerlen)
|
een kwaad vermoeden over iemands handelingen of bedoelingen hebbend [achter-koutig, achterkousig, achterdochtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25099 |
achtereen, na elkaar |
achtereen:
(bw).
achteree (Q113p Heerlen),
hingereen:
hingeree (Q113p Heerlen)
|
achtereen, na elkaar
III-4-4
|
32962 |
achtergebleven hooi harken |
kemmen:
kęmǝ (Q113p Heerlen)
|
Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.]
I-3
|
33984 |
achterhaam |
achterhaam:
axtǝrhām (Q113p Heerlen)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|
33789 |
achterhand van het paard |
achterhand:
axtǝrhant (Q113p Heerlen)
|
Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9]
I-9
|
17572 |
achterhoofd |
achterkop:
achterkop (Q113p Heerlen)
|
achterhoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|