e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

Gevonden: 6886
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
daling daling: dāleŋ (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma]), vallende baan: valǝndǝ bān (Heerlen  [(Emma)]   [Eisden]) Volgens de helling van het dalend gesteente gedolven galerij. [N 95, 517; monogr.; N 95, 477; N 95, add.; N 95, 178; Vwo 272; Vwo 280; Vwo 809] II-5
dam dam: dàm (Heerlen) de in en dwars over een water opgeworpen wal die dient om het water te keren, de stroom te leiden of te verdelen (dam, menuët) [N 90 (1982)] III-3-1
damesblouse bloes: bloees (Heerlen), bloes (Heerlen) 1. blouse || damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)] III-1-3
dameshoed? hoed: hood (Heerlen) dameshoed [N 25 (1964)] III-1-3
dameskous? hoos: Anna, has du e paar nui hoase (Heerlen), Anna, has tə ə paar nuuj hōūsə (Heerlen) Anna, heb je een paar nieuwe kousen? [DC 14A (1946)] III-1-3
damesmantel damesmantel: damesmantel (Heerlen), mantel: mangktel (Heerlen), mäntel (Heerlen), ook -  mantel (Heerlen), Zie ook jas.  mantel (Heerlen) damesmantel; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || jas || mantel [SGV (1914)] || mantels (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
dammen dammen: Karte 92.  dammen (Heerlen) Dame spielen. III-3-2
damp, stoom damp: damp (Heerlen, ... ), doom (Heerlen), zwaam: sjwaam (Heerlen) damp van kokend water [DC 28 (1956)] || damp, stoom || stoom [SGV (1914)] III-4-4
dampen paven: pààvə (Heerlen), pááve (Heerlen) paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)] III-2-3
dar dar: dar (Heerlen), dreen: drējaǝn (Heerlen), drēn (Heerlen), drɛn (Heerlen), mannetjes[bij]: mɛnǝkǝs[bij] (Heerlen) Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.] II-6