e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112a plaats=Heerlerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oogkleppen loesjen: lušǝ (Heerlerheide) Nagenoeg vierkante leren kleppen die ter hoogte van de ogen aan het hoofdstel vastgemaakt zijn. De oogkleppen dwingen het paard altijd voor zich uit te kijken, en voorkomen zo dat het naast zich iets zou bemerken dat het doet schrikken. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 28; monogr.] I-10
ooglid oogdeksel: oachdɛksəl (Heerlerheide), ooglid: ouchlit (Heerlerheide) oog: ooglid [N 10a (1961)] III-1-1
oogst -opbrengst helle vruchten: hɛl vrøxtǝ (Heerlerheide) Oogst in de betekenis van "een goede oogst" of "de oogst staat er goed voor"; het tweede deel van deze laatste uitdrukking is ondergebracht in het volgende lemma. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen [oogst], [bouw] en [bouwt], zie het lemma ''oogst -werkzaamheden'' (4.1.2); de in dit lemma gedocumenteerde varianten van oogst komen daar ofwel in het geheel niet voor, ofwel (soms) als een wezenlijk andere variant. [N 15, 11; L 5, 29; L 39, 39; S 27; monogr.; add. uit N 15, 10 en12] I-4
oogst -werkzaamheden oogst: ōs (Heerlerheide) Het geheel van de werkzaamheden; het zelfstandig naamwoord. Zie ook Fsa, I, kaart 9. In vergelijking met N 15, 7 ("alle oogstwerkzaamheden te zamen") levert N 15, 8 ("graanoogst") in het geheel geen nieuw materiaal op; overal worden samenstellingen met graan (zie het lemma ''graan, koren'' 1.2.1) en van de opgave van N 15, 7 opgegeven. In het materiaal S 27 staan beide woorden oogst, eerst in de betekenis "het geheel van de werkzaamheden" en daarna in die van "opbrengst", onder elkaar en dat heeft waarschijnlijk suggestief gewerkt, vandaar de talrijke gelijkluidende antwoorden in het lemma ''oogst -opbrengst'' (4.1.3). Voor de behandeling van de varianten van het type oogst, vergelijk de toelichting bij het lemma ''oogsten'' (4.1.1). [N 15, 7 en 8; S 27; Wi 52; NE 3.V, 6g; monogr.; add. uit L 40, 8] I-4
oogsten oogsten: ǭxstǝ (Heerlerheide) De algemene benaming voor het geheel van werkzaamheden in de oogsttijd; het werkwoord. In Belgisch Limburg is de oorsponkelijke betekenis van oogsten "naoogsten, aren lezen", zie het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). Bij het woordtype oogsten zijn de varianten eerst naar de klankkleur van de klinker, en daarbinnen op de medeklinkercluster (wegval) geordend. [L 40, 8; Wi 43; monogr.; add. uit N 15, 7] I-4
oor oor: oer (Heerlerheide) oor [DC 01 (1931)] III-1-1
oorlel oorlel: oerlel (Heerlerheide) oorlel [DC 01 (1931)] III-1-1
op bedevaart gaan een bedeweg doen: ⁄n bêêweeg dōē (Heerlerheide), een bidgang doen: ene} bidgank doon (Heerlerheide), een bidweg doen: ənə bitwêê.ch dôên (Heerlerheide), een bidweg gaan: ənə bitwêê.ch goa.n (Heerlerheide), ter bedevaart gaan: ter beevaart (Heerlerheide) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] III-3-3
op de loop gaan bijzelen gaan: biezele goa (Heerlerheide) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
op de schouder zitten knie?n: kneie (Heerlerheide), op de krommejak zitten: opter kroamejak humme (Heerlerheide), op de pokkel zitten: opter poekel humme (Heerlerheide) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] || rug: op de rug zitten [N 10 (1961)] III-1-2