34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝspǭrǝ (Q112a Heerlerheide),
hānǝšpōrǝ (Q112a Heerlerheide),
sporen:
špōrǝ (Q112a Heerlerheide),
špǭrǝ (Q112a Heerlerheide)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
21352 |
spreken, praten |
kallen:
kallen (Q112a Heerlerheide)
|
praten [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
27839 |
springstof |
geschot:
gǝšǫs (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia]),
munitie:
mǝnysi (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Ontplofbare stof die wordt gebruikt voor het schieten. De springstoffen worden verdeeld in drie klassen: dynamiet, brisante springstoffen en S.G.P. springstoffen (Defoin pag. 138). Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Veiligheidsspringstof. Wat betreft het woordtype "poeder", deze term was oorspronkelijk van toepassing op springstof die niet in patronen verpakt werd. Deze wordt nu haast niet meer gebruikt maar de benaming is blijven bestaan voor springstof in het algemeen. [N 95, 419; N 95, 420; monogr.; Vwo 609]
II-5
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
schjprootele (Q112a Heerlerheide),
sproetele (Q112a Heerlerheide),
ev. sjproet?
sjproetele (Q112a Heerlerheide)
|
sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
27900 |
sprong |
sprong:
šproŋ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Aantal centimeters dat een stijl uit het lood staat. [N 95, 294; monogr.]
II-5
|
17819 |
staan |
staan:
štoa (Q112a Heerlerheide)
|
staan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
štart (Q112a Heerlerheide),
štart (Q112a Heerlerheide)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)]
I-11, III-4-2
|
34225 |
staartkoord |
bindtouw:
benttǫu̯w (Q112a Heerlerheide),
staartband:
stārtbant (Q112a Heerlerheide)
|
Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g]
I-11
|
34087 |
staartkwast |
vlos:
flus (Q112a Heerlerheide)
|
Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114]
I-11
|
28377 |
stal |
stal:
štal (Q112a Heerlerheide)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|