e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112a plaats=Heerlerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitbetaling van loon afrekening: āfrē̜ǝkeneŋ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), grote loondag: gruǝtǝ Iuǝndāx (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), loonbetaling: luǝnbǝtāleŋ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]), uitbetaling: ūtbǝtāleŋ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma]) Het loon kan per dag, om de veertien dagen of om de maand uitbetaald worden. In dit lemma komen algemene benamingen voor de uitbetaling van loon voor maar ook benamingen die specifiek duiden op een veertiendaagse uitbetaling of een maandelijkse. Het woordtype "quinzaine" kan naast een veertiendaagse uitbetaling ook wel het loon aanduiden dat om de maand betaald wordt. [N 95, 973; N 95, 975; N 95, 28; monogr.; Vwo 168; Vwo 171; Vwo 416; Vwo 437; Vwo 578; Vwo 590] II-5
uitgestort zaad van de hengst sprongen: šprøŋk (Heerlerheide) [N 8, 48 en 49] I-9
uitgeteld zijn uitgeteld zijn: (de koe is) ūtgǝtɛlt (Heerlerheide) De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43] I-11
uitglijden glitschen (du.): glietsje (Heerlerheide), uitglitschen (<du.): oetglietschje (Heerlerheide), uitschuiven: oetschuuve (Heerlerheide) uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uitlopers van kuilaardappelen kijnen: kēnǝ (Heerlerheide) In een enkel geval wijkt de benaming voor uitlopers van aardappelen die in de kuil of kelder liggen opgeslagen af van de opgaven voor aardappelscheut in het algemeen, die in het lemma Scheut zijn behandeld. Hier staan alleen de van Scheut afwijkende opgaven bijeen. [N M, 17a; monogr.] I-5
uitneembaar frontje befje: befje (Heerlerheide) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] III-1-3
uitsliepen kitsen: Dit zegt men ook, doch dit is meer om iemand kwaad te krijgen, terwijl het eerste goedmoediger is.  kiesjə (Heerlerheide), sliepuit doen: sjliep ōēt dōēə (Heerlerheide), uitschelden: oetsjèlle (Heerlerheide) uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] III-3-2
uitspannen uitspannen: utšpanǝ (Heerlerheide) Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10
uitstekende delen van de trekschei handen: hɛŋ (Heerlerheide) De delen van de trekschei waaraan de strengen bevestigd worden. [N 17, 25b; N G, 58c] I-13
uittrekkende schacht, uitstromingsschacht uittrekkende schacht: ūttrękǝndǝ [schacht] (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De schacht waarlangs de verbruikte lucht het ondergronds gedeelte van de mijn verlaat. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata Intrekkende Schacht en Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 206; monogr.] II-5