33729 |
losse paal met draad |
veken:
vē.kǝ (Q112a Heerlerheide)
|
Losse paal met draad waarmee men de wei kan afsluiten. [N 14, 68c; N 7, 48b; L B 19, 6; A 25, 8]
I-8
|
18317 |
losse zak onder de rok |
tas:
teschj (Q112a Heerlerheide)
|
tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28253 |
losvloer |
hangbank:
haŋbaŋk (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
losvloer:
losvlūr (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De plaats waar de mijnwagens uit de liftkooi worden gelost. Bij de hoofdschachten bevindt zich de losvloer in de schachttoren, bij blinde schachten is de mijngang die bij het bovenste gedeelte van de schacht uitloopt meteen de losvloer (Vanwonterghem pag. 187). [N 95, 691; monogr.; Vwo 484; Vwo 655; Vwo 767]
II-5
|
28128 |
loszittende gesteentebank |
zerk:
zɛrk (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een gesteentebank in het dak die neiging vertoont neer te vallen en die daardoor gevaar oplevert. Wat betreft het woordtype "zerk": Lochtman (pag. 81) zegt dat de gesteentebank er inderdaad uitziet als het deksel van een doodskist. De bank zit met de platte kant naar beneden en bevindt zich in een situatie die het plotseling loslaten zeer bevordert. [N 95, 897; monogr.; N 95, 529]
II-5
|
28169 |
luchtcirculatie |
trekken van de lucht:
trękǝ van dǝ lox (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma, Maurits])
|
De circulatie van de lucht door de ondergrondse werken. [N 95, 210]
II-5
|
27211 |
luchtdeur |
wetterdeur:
wętǝrdȳr (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma])
|
Houten of ijzeren deur waarmee de luchtstroom ondergronds geregeld kan worden. [N 95, 214; monogr.; Vwo 485; Vwo 862]
II-5
|
28186 |
luchtdoorhouw, luchtdoortocht |
doorslag:
dørxšlāx (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Wilhelmina])
|
Kleine mijngang in de koollaag die uitsluitend dient voor ventilatiedoeleinden. [N 95, 217; N 95, 182; N 95, 538; monogr.; Vwo 486; Vwo 490]
II-5
|
27213 |
luchtkoker |
lutte:
lut (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Metalen of kunststof buis van ongeveer 50 cm doorsnede waarmee verse lucht naar ondergrondse werkpunten wordt gebracht die buiten de normale luchtstroom liggen. [N 95, 219; monogr.; Vwo 211; Vwo 489]
II-5
|
28190 |
luchtkokertoer |
luttentoer:
lutǝtūr (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau MV)]
[Wilhelmina])
|
Serie aaneengesloten luchtkokers. [N 95, 221; monogr.]
II-5
|
28193 |
luchtkokerverbinding |
luttenband:
lutǝbaŋk (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Metalen band, vetband of in voorkomende gevallen een gummi ring waarmee luchtkokers luchtdicht met elkaar kunnen worden verbonden. [N 95, 226; monogr.]
II-5
|