28363 |
noodkabel |
noodschakelaar:
noǝtšākǝlēr (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
trekdraad:
trękdroǝt (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Zolder])
|
De trekdraad die over de hele lengte van het transportmiddel loopt en verbonden is met een seinfluit, een seinbel, of een noodschakelaar. In het laatste geval kan men met behulp van deze draad het transportmiddel op ieder moment en op iedere plaats in de pijler stilzetten. Omdat uit de vragen N 95, 484 ("trekdraad"), N 95, 660 ("noodkabel") en N 95, 669 ("nooddraad") niet duidelijk wordt of het de nooddraad van een seinfluit, seinbel, of noodschakelaar betreft, zijn in dit lemma alle antwoorden op de drie vragen bijeengezet. De woordtypen "seinkabel", "bellekabel", "seindraad" en "noodsein" wijzen waarschijnlijk op een signaalinstallatie. Het woordtype "noodschakelaar" (Q 21, Q 33, Q 112a) duidt erop dat men in de desbetreffende mijnen de noodschakelaar en de daarbijbehorende draad als een geheel beschouwde. [N 95, 484; N 95, 660; N 95, 669]
II-5
|
28364 |
noodschakelaar |
noodschakelaar:
noǝtšākǝlēr (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Schakelaar waarmee men in geval van nood het transportmiddel stil kan zetten. Zie ook het lemma Noodkabel. Volgens een invuller uit Q 121 was op de Domaniale mijn aan de noodschakelaar een lamp aangesloten, waarmee geseind kon worden. [N 95, 483]
II-5
|
28261 |
nummeren |
tekenen:
tę̄kǝnǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Mijnwagens met krijt voorzien van een nummer of een merkteken om ze op deze wijze te kunnen tellen. [monogr.; N 95, 677; N 95, 682]
II-5
|
18334 |
nylonkous |
nylon:
nylons (Q112a Heerlerheide, ...
Q112a Heerlerheide)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
27702 |
o.v.s.-gebouw |
o.v.s.:
o.v.s. (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De Ondergrondse Vakschool waar de mijnwerker wordt opgeleid voor het mijnwerk ondergronds. [N 95, 24]
II-5
|
24947 |
oever |
oever:
oover (Q112a Heerlerheide)
|
oever [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
27863 |
ohmmeter |
ohmmeter:
ohmmeter (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Apparaat voor het doormeten van schietleidingen. [N 95, 408; monogr.]
II-5
|
17636 |
oksel |
oksel:
oksel (Q112a Heerlerheide, ...
Q112a Heerlerheide),
dit is geen dialekt
oksel (Q112a Heerlerheide),
onder de arm:
oŋər də erm (Q112a Heerlerheide)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20701 |
oliebol |
nonnenvot:
schj=ch van chocolade
nonnevot (Q112a Heerlerheide)
|
Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30960 |
omboeken |
omboeken:
ømbōkǝ (Q112a Heerlerheide)
|
Het omvouwen en vastlijmen van de randen van het leerwerk. [N 60, 52]
II-10
|