33935 |
oogkleppen |
loesjen:
lušǝ (Q112a Heerlerheide)
|
Nagenoeg vierkante leren kleppen die ter hoogte van de ogen aan het hoofdstel vastgemaakt zijn. De oogkleppen dwingen het paard altijd voor zich uit te kijken, en voorkomen zo dat het naast zich iets zou bemerken dat het doet schrikken. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 28; monogr.]
I-10
|
17595 |
ooglid |
oogdeksel:
oachdɛksəl (Q112a Heerlerheide),
ooglid:
ouchlit (Q112a Heerlerheide)
|
oog: ooglid [N 10a (1961)]
III-1-1
|
33023 |
oogst -opbrengst |
helle vruchten:
hɛl vrøxtǝ (Q112a Heerlerheide)
|
Oogst in de betekenis van "een goede oogst" of "de oogst staat er goed voor"; het tweede deel van deze laatste uitdrukking is ondergebracht in het volgende lemma. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen [oogst], [bouw] en [bouwt], zie het lemma ''oogst -werkzaamheden'' (4.1.2); de in dit lemma gedocumenteerde varianten van oogst komen daar ofwel in het geheel niet voor, ofwel (soms) als een wezenlijk andere variant. [N 15, 11; L 5, 29; L 39, 39; S 27; monogr.; add. uit N 15, 10 en12]
I-4
|
33022 |
oogst -werkzaamheden |
oogst:
ōs (Q112a Heerlerheide)
|
Het geheel van de werkzaamheden; het zelfstandig naamwoord. Zie ook Fsa, I, kaart 9. In vergelijking met N 15, 7 ("alle oogstwerkzaamheden te zamen") levert N 15, 8 ("graanoogst") in het geheel geen nieuw materiaal op; overal worden samenstellingen met graan (zie het lemma ''graan, koren'' 1.2.1) en van de opgave van N 15, 7 opgegeven. In het materiaal S 27 staan beide woorden oogst, eerst in de betekenis "het geheel van de werkzaamheden" en daarna in die van "opbrengst", onder elkaar en dat heeft waarschijnlijk suggestief gewerkt, vandaar de talrijke gelijkluidende antwoorden in het lemma ''oogst -opbrengst'' (4.1.3). Voor de behandeling van de varianten van het type oogst, vergelijk de toelichting bij het lemma ''oogsten'' (4.1.1). [N 15, 7 en 8; S 27; Wi 52; NE 3.V, 6g; monogr.; add. uit L 40, 8]
I-4
|
33021 |
oogsten |
oogsten:
ǭxstǝ (Q112a Heerlerheide)
|
De algemene benaming voor het geheel van werkzaamheden in de oogsttijd; het werkwoord. In Belgisch Limburg is de oorsponkelijke betekenis van oogsten "naoogsten, aren lezen", zie het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). Bij het woordtype oogsten zijn de varianten eerst naar de klankkleur van de klinker, en daarbinnen op de medeklinkercluster (wegval) geordend. [L 40, 8; Wi 43; monogr.; add. uit N 15, 7]
I-4
|
17757 |
oor |
oor:
oer (Q112a Heerlerheide)
|
oor [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17615 |
oorlel |
oorlel:
oerlel (Q112a Heerlerheide)
|
oorlel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
23198 |
op bedevaart gaan |
een bedeweg doen:
⁄n bêêweeg dōē (Q112a Heerlerheide),
een bidgang doen:
ene} bidgank doon (Q112a Heerlerheide),
een bidweg doen:
ənə bitwêê.ch dôên (Q112a Heerlerheide),
een bidweg gaan:
ənə bitwêê.ch goa.n (Q112a Heerlerheide),
ter bedevaart gaan:
ter beevaart (Q112a Heerlerheide)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
17935 |
op de loop gaan |
bijzelen gaan:
biezele goa (Q112a Heerlerheide)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17966 |
op de schouder zitten |
knie?n:
kneie (Q112a Heerlerheide),
op de krommejak zitten:
opter kroamejak humme (Q112a Heerlerheide),
op de pokkel zitten:
opter poekel humme (Q112a Heerlerheide)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] || rug: op de rug zitten [N 10 (1961)]
III-1-2
|