33764 |
rechterkant van het paard |
vallemekant:
valǝmǝkant (Q112a Heerlerheide
[(valleme is de gereduceerde vorm van valleman)]
),
vannemezij:
vanǝmǝzii̯ (Q112a Heerlerheide)
|
Tegenovergestelde kant van de plaats waar de voerman gaat. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
34092 |
rechtervoorkwartier |
rechts kwartier voor:
rɛxts kwartēr vȳr (Q112a Heerlerheide)
|
Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c]
I-11
|
17616 |
rechtstaande oren |
flaporen:
flapoere (Q112a Heerlerheide),
varkensoren:
verkəsôêre (Q112a Heerlerheide)
|
oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18554 |
regenjas |
regenjas:
regejas (Q112a Heerlerheide),
regenjas (Q112a Heerlerheide),
regenmantel:
damesregemantel (Q112a Heerlerheide)
|
damesregenmantel [N 23 (1964)] || regenjas [rusjer, ploensent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18712 |
regenpijpen |
regenpijpen:
reegepiepe (Q112a Heerlerheide)
|
regenbroek die uit twee delen bestaat [piepe, reegenpiepe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24308 |
regenworm |
regenworm:
reegeworm (Q112a Heerlerheide),
worm:
worm (Q112a Heerlerheide)
|
regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17904 |
reiken naar |
reiken naar:
nao get reike (Q112a Heerlerheide),
rèèke (Q112a Heerlerheide)
|
reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
28313 |
remhelling |
bremsberg:
bręmsbɛrx (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia]),
prem:
pręm (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Een in de helling-richting gedreven verbinding van de grondgalerij naar een hogere verdieping, of als dit te ver werd naar een deelgalerij. De remhelling was enkel- of dubbelsporig en aan de kop voorzien van een horizontaal geplaatste kabelschijf met rem of van een verticaal geplaatste dubbele trommel met onderscheidene diameters. Al naar gelang de uitvoering kon een mijnwagen aan elk van de twee uiteinden van de over deze schijf of trommel lopende kabel gekoppeld worden of op één of meer aan de kabel bevestigde onderstellen worden geplaatst. Dit systeem van vervoer werd rond 1930 vervangen door schudgoten en transportbanden. [N 95, 684; monogr.; N 95, 517]
II-5
|
28360 |
remschijf |
jojo:
jojo (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
kettenschijf:
kętǝšīf (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma])
|
De schotelvormige schijf van de remschijftransporteur die zorgt voor het afremmen van de kolen of stenen. [N 95, 662]
II-5
|
28361 |
remschijfketting |
transportketten:
transpǫrtkętǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
De transportketting van een remschijftransporteur. [N 95, 663]
II-5
|