19708 |
stoel |
stoeltje:
štø̄lkǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Console waarop de draagrollen van een transportband zijn bevestigd. [N 95, 637; N 95, 641]
II-5
|
28208 |
stof binden |
calcium strooien:
kalsiøm štrø̜jǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Stof kan heel makkelijk opdwarrelen bijvoorbeeld tijdens het personenverkeer. Om dit te verhinderen besproeit men steengangen, galerijen en laadplaatsen. Daarnaast wordt op daarvoor in aanmerking komende plaatsen een laagje calciumchloride op de vloer gestrooid (MBK IV pag. 60). De calciumchloridevlokken nemen water uit de ventilatielucht op, vervloeien en houden de vloer en het zich daarop bevindende stof vochtig, zodat het niet meer kan opdwarrelen. [N 95, 772]
II-5
|
19659 |
stofblik |
blik:
blik (Q112a Heerlerheide),
veiëger en blik (Q112a Heerlerheide),
troffel:
troffel (Q112a Heerlerheide)
|
stofblik [DC 15 (1947)] || stoffer en blik samen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
27819 |
stofbrij |
boorbrij:
bōrbręj (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Willem-Sophia]),
nat boormeel:
nāt bōrmēl (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Boorstof dat bij het boren met waterspoeling zich met het spoelwater bindt tot een brij. [N 95, 780]
II-5
|
27542 |
stofbril |
stubbril:
štø̜p˱brel (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Wanneer men werkzaamheden verricht waarbij de kans bestaat dat men iets in het oog krijgt, is een stofbril of veiligheidsbril voorgeschreven. Zulke werkzaamheden zijn o.a. slopen, slijpen, blazend vullen en schoonblazen met perslucht. [N 95, 886]
II-5
|
28203 |
stofgrendel, stofbarriere |
steenstubbarrière:
štēštøpbarię̄rǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
steenstubbeun:
štēštøpbyn (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale])
|
Een aantal omklapbare planken, bevestigd aan de kappen van de ondersteuning van een mijngang, waarop een hoeveelheid steenstof of mergelstof is aangebracht. In geval van een mijngas- of kolenstofontploffīng worden de steenstofgrendels door de luchtdruk omvergeworpen en het steenstof, dat dan naar beneden valt en opdwarrelt, vormt een stof gordijn waarin de steekvlam, die achter de luchtdruk aankomt, wordt verstikt. [N 95, 238; N 95, 239; monogr.]
II-5
|
28210 |
stofmasker |
stubmasker:
štøpmaskǝr (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Masker dat tegen stof beschermt. Als men de stofmaskers op de voorgeschreven wijze gebruikte, boden ze afdoende bescherming. Er werd naar gestreefd maskers aan te schaffen die de hoogst mogelijke bescherming boden en daarbij de gebruikers toch zo weinig mogelijk last bezorgden (MBK IV pag. 48). Volgens Lochtman (pag. 43) zijn stofmaskers geschikt voor het personeel van mechanische pijlers, maar voor lichamelijk hardwerkende mensen zijn ze dat niet. [N 95, 774]
II-5
|
27877 |
stokschoten |
afdekker:
āfdękǝr (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
stokschoten:
štǫkšȳǝt (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma])
|
De schoten die in de stok, het gesteente onder de koollaag, worden aangebracht. Zij bestaan uit de het dichtst bij de vloer gelegen "vloerschoten" en de daarboven gelegen "afdekkers" (MBK II pag. 81). Het woordtype "afdekker" en de daarbij behorende dialectvarianten (Q 112a, Q 113, Q 117a, Q 121c) zijn meervoud. Zie ook het lemma Achterblijvers, Achtergebleven Schoten. [N 95, 435; N 95, 433; monogr.]
II-5
|
18683 |
stola |
stola (lat.):
stola (Q112a Heerlerheide)
|
stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34075 |
stomphoorns |
stompen:
štømp (Q112a Heerlerheide)
|
Afgebrokkelde of slecht ontwikkelde hoorns. [N 3A, 106c]
I-11
|