32944 |
vregelstok |
vregelstek:
vręi̯gǝlštęk (Q112a Heerlerheide)
|
De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.]
I-3
|
34059 |
vrouwelijk kalf |
vaarskalf:
vēš[kalf] (Q112a Heerlerheide)
|
[N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.]
I-11
|
34477 |
vrouwelijk kuiken |
pul:
pøl (Q112a Heerlerheide)
|
[N 19, 41a; monogr.]
I-12
|
34064 |
vrouwelijk rund dat voor de eerste keer drachtig is |
vaars:
vēš (Q112a Heerlerheide)
|
[N C, 9e en 10a; JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 14a, 20 en 22]
I-11
|
34308 |
vrouwelijk varken |
kriem:
krēm (Q112a Heerlerheide)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
19961 |
vrouwelijke hond, teef |
teef:
tief (Q112a Heerlerheide)
|
teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)]
III-2-1
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (Q112a Heerlerheide)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vrouwluijkleier (Q112a Heerlerheide),
vrouwluujkleier (Q112a Heerlerheide)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
vrouwluihemd:
vrouwluujheemt (Q112a Heerlerheide)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17658 |
vuist |
vuist:
voest (Q112a Heerlerheide),
əŋ vōēs (Q112a Heerlerheide)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|