| 17560 |
geraamte |
geraam:
geroam (Q112a Heerlerheide),
geraams:
gerems (Q112a Heerlerheide),
gərems (Q112a Heerlerheide)
|
geraamte [N 10a (1961)]
III-1-1
|
| 26729 |
gereedschap |
geschier:
gǝšir (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Algemene benaming voor het gereedschap. [N 95, 721; N 95, 724; N 95, 727; monogr.]
II-5
|
| 28147 |
gereedschap inleveren |
[gereedschap] inleveren:
enlīvǝrǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Werktuigen bijvoorbeeld voor reparatie inleveren. De plaatselijke term voor "gereedschap" vindt men in het lemma Gereedschap. [N 95, 724]
II-5
|
| 27322 |
gereedschapskist |
geschierkist:
[geschier]kes (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma]),
gezähekist:
gǝzɛkes (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Kist waarin de mijnwerker zijn materiaal kan opbergen. De "geschierkist" (Q 21) werd op de mijn Maurits gebruikt door de post-stutter. Een gereedschapskist in een pijler werd daar "pinnenkist" genoemd. Voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste woorddelen zie men het lemma Gereedschap. [N 95, 704; monogr.]
II-5
|
| 28146 |
gereedschapsmagazijn |
geschiermagazijn:
gǝširmagazin (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma])
|
Ruimte ondergronds waar het gereedschap aan de mijnwerkers wordt uitgereikt en na gebruik weer wordt opgeborgen. [N 95, 727]
II-5
|
| 28150 |
gereedschapsring |
geschierhaak:
[geschier]hoak (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
geschierpin:
[geschier]pen (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma])
|
Grote metalen ring waaraan het gereedschap dat voorzien is van een gat, kan worden geregen. De gereedschapsring kan met behulp van een hangslot worden afgesloten en wordt uitsluitend in pijlers gebruikt. Volgens invullers uit Q 121 en Q 121c was de "getuigpin" voorzien van een plaatje met daarop het nummer van de mijnwerker. Voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste woorddelen zie men het lemma Gereedschap. [N 95, 763; monogr.]
II-5
|
| 28148 |
gereedschapswerkplaats |
schrijnerij:
šrīnǝręj (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
werkplaats:
węrkplātš (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Bovengrondse werkplaats waar gereedschap wordt hersteld. [N 95, 728]
II-5
|
| 32979 |
gerst |
gerst:
gē̜š (Q112a Heerlerheide)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
| 18312 |
geruite jurk |
ruitenkleed:
roetekleit (Q112a Heerlerheide),
ruitjeskleed:
rütjeskleed (Q112a Heerlerheide)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 33790 |
geslachtsorgaan van de hengst als geheel |
gemacht:
gǝmaxt (Q112a Heerlerheide
[(afleiding van macht)]
)
|
[JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|