28379 |
afvoerband |
afvoerband:
āfvø̄rbant (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Bandtransporteur voor de afvoer van de gewonnen kolen. Het woordtype "a.b." (L 265, Q 33) is een afkorting voor afvoerband. [N 95, 637; monogr.]
II-5
|
19701 |
afwas |
afwas:
aafwässj (Q112a Heerlerheide)
|
het gezamenlijke vaatwerk, dat op een bepaald moment afgewassen moet worden [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19580 |
afwassen |
afwassen:
aafwässje (Q112a Heerlerheide)
|
vaatwerk (borden, lepels, messen, pannen, enz.) met behulp van warm water of zeepsop schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19529 |
afwasteil, afwasbak |
loepje:
lûûpke (Q112a Heerlerheide),
spoelbak:
sjpeulbak (Q112a Heerlerheide, ...
Q112a Heerlerheide),
spoelkomp:
sjpeulkomp (Q112a Heerlerheide),
wasbak:
weschbak (Q112a Heerlerheide)
|
afwasbak [N 07 (1961)]
III-2-1
|
19655 |
afwaswater |
afwaswater:
aafwäswater (Q112a Heerlerheide),
sop:
zèëpsop
sop (Q112a Heerlerheide)
|
Het water, vermengd met zeep of soda, waarin het vaatwerk afgewassen moet worden [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
33645 |
akker |
akker:
akǝr (Q112a Heerlerheide)
|
Met het begrip ɛakkerɛ wordt in dit lemma bedoeld een bepaald begrensd stuk akkerland of bouwland. Veel respondenten uit Belgisch Limburg beschouwen perceel als een notariswoord. De woordtypen tarweland, haverland, bietenland, korenveld en koren duiden op een stuk land waarop een bepaald gewas wordt verbouwd.' [N 27, 2a; N 11, 1b; A 11, 4; A 3, 40; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 11b; L 19b, 1a; Vld.; monogr.]
I-8
|
32837 |
akkersleep, weidesleep |
doornen takken:
dø̜̄rǝ tɛk (Q112a Heerlerheide),
sleep:
šlęi̯p (Q112a Heerlerheide)
|
Het toestel of werktuig waarmee men de akker en/of de weide sleept. Behalve de sleeptypen die door de afb. 89 t/m 95 worden voorgesteld, werd ook de omgekeerde eg als sleep gebruikt. Zo nodig verzwaarde men die met graszoden, een zak aarde of iets dergelijks. Vaak werd de sleepeg voorzien van berkenrijs, doorn- of braamtakken of prikkeldraad. Men kon deze tussen de egbalken door vlechten, onder de eg vastbinden of achter aan de eg bevestigen. Zulk een sleep gebruikte men vooral om pas gezaaid spurrie-, klaver-en graszaad slepend in de grond te brengen. Soms werd er ook een tarwe- of een aardappelveld mee bewerkt. De omgekeerde eg kon - al dan niet voorzien van rijshout e.d. - ook als weidesleep dienen, voor het slechten van molshopen, het fijner uitsmeren van verspreide mest en ter bestrijding van mosvorming. Men sleepte de akker of de weide soms ook wel met een grote bos berken- of andere takken, die men van voren bijeenbond of - gespreid - tussen twee balken klemde. Voor het ''sleep''-gedeelte van varianten verderop in het lemma zie men het simplex sleep aan het begin. In het lemma ''eg'' vindt men de waarde van het woord(deel ''eg'' resp. ''eg'' verklaard. [JG 1a+ 1b+ 1c+ 1d; N 11, 85; N 11A, 179 + 181b + c; N 14, 81; N 18, 22; N 27, 1a add.; N J, 10; N P, 17 + 18; N Q, 17; A 13, 16b; A 40, 10a + b; div.; monogr.]
I-2
|
27557 |
akkoord werk |
aangenomen werk:
āgǝnoamǝ werk (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Eisden]),
akkoordwerk:
akortwerk (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Werk dat betaald wordt op basis van een akkoordloon. [N 95, 910; N 95, 911]
II-5
|
23195 |
allerheiligen |
allerheiligen:
Allerheilige (Q112a Heerlerheide),
Allerheiligen (Q112a Heerlerheide),
Allerhellige (Q112a Heerlerheide),
allerhèllige (Q112a Heerlerheide),
Allərhe:lgə (Q112a Heerlerheide)
|
Allerheiligen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
23196 |
allerzielen |
allerzielen:
allerziejle (Q112a Heerlerheide),
Allerziele (Q112a Heerlerheide),
Allerzīēlen (Q112a Heerlerheide),
Allerzĭĕle (Q112a Heerlerheide),
Allərsie.ələ (Q112a Heerlerheide)
|
Allerzielen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|